AppleMark
Circa duizend wijkverpleegkundigen hebben de eerste bouwstenen gelegd voor een nieuwe bekostigingssystematiek in de wijkverpleging. Uit een enquête van de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) blijkt dat er onder hen consensus bestaat over de vraag welke factoren de vraag naar wijkverpleging bepalen.
De enquête volgt op toezeggingen van staatssecretaris Martin van Rijn aan de Tweede Kamer om een nieuw bekostigingsmodel voor de wijkverpleging te ontwikkelen. In dit model moeten de behoefte van mensen aan wijkverpleegkundige zorg, de zelfredzaamheid van cliënten en het professioneel handelen van de wijkverpleegkundige centraal staan.
Om het model optimaal te laten aansluiten bij de praktijk heeft de NZa als eerste stap de wijkverpleegkundigen bevraagd. Meer dan duizend wijkverpleegkundigen grepen de kans om invloed uit te oefenen op toekomstige vormen van bekostiging. Via een vragenlijst konden ze zich uitspreken over 35 cliëntkenmerken, die van belang zijn om de vraag naar wijkverpleging te kunnen voorspellen.
Kenmerken
De keuze van de verpleegkundigen concentreerde zich op vijftien kenmerken. Hieronder als belangrijkste het uitvoeren van de algemene dagelijkse levensverrichtingen (ADL), cognitieve functies, lichamelijk functioneren, multi-morbiditeit en ondersteuning van het sociaal netwerk. Daarnaast noemden de verpleegkundigen ook nog enkele kenmerken die ze misten op de lijst, zoals woonsituatie, psychische problematiek, zingeving, financiële situatie en culturele achtergrond.
Doel is om op basis van die kenmerken zorgprofielen te formuleren waarop vervolgens de benodigde wijkverpleegkundige zorg kan worden gebaseerd. Zorgbehoeften kunnen namelijk sterk verschillen van patiënt tot patiënt, ook al kampen ze met dezelfde aandoening, vertelt Arianne Elissen, onderzoeker aan de Universiteit van Maastricht. “Het is daarom belangrijk bij het in kaart brengen van de zorgbehoefte niet alleen te kijken naar de gezondheidstoestand, maar ook omgevings- en persoonskenmerken mee te nemen. De aanwezigheid van een sociaal netwerk zegt bijvoorbeeld vaak veel over de zelfredzaamheid van een patiënt.”
Registratielast
Henk Bakker, voorzitter van Verpleegkundigen & Verzorgenden Nederland (V&VN), is blij met het streven cliëntkenmerken als uitgangspunt te nemen bij de vormgeving van een nieuw bekostigingsmodel voor wijkverpleging. “Deze kenmerken vormen namelijk al de basis van de beroepsuitoefening van de wijkverpleegkundige. Die is gewend om oog te hebben voor de context van de patiënt en de benodigde zorg daarop te baseren. Dat is geen productiewerk en daar hoort zo min mogelijk registratielast bij.”
De NZa onderzoekt nu verder met de universiteiten van Maastricht, Tilburg en Utrecht en de Hogeschool Utrecht of kennis over cliëntkenmerken de basis kan vormen voor de nieuwe bekostiging van wijkverpleegkundige zorg. De eerst volgende stap bestaat uit een validering van de door verpleegkundigen genoemde cliëntkenmerken door deze te paren aan de beschikbare data.
Het nieuwe kostenmodel moet in ieder geval zo ingericht zijn dat de prikkels om te veel zorg te leveren verdwijnen, zegt Jaap Stam, projectleider bij NZa. “De huidige bekostiging van wijkverpleegkundige zorg gaat uit van geleverde uren. In het systeem zitten weinig prikkels voor zelfredzaamheid, omdat zorgaanbieders betaald krijgen naar geleverde zorg. Dat verdwijnt zodra betaling bijvoorbeeld per cliënt of per cliëntgroep gebeurt.”
Zelfredzaam
Bij de MeanderGroep in Zuid-Limburg vindt momenteel in samenwerking met zorgverzekeraars CZ en VGZ een experiment plaats in de wijkverpleging waarbij de zorgaanbieder een vast bedrag per cliënt krijgt in plaats van betaling op basis van de gerealiseerde uren verpleging en verzorging. Met positieve resultaten, aldus bestuursvoorzitter Roger Ruijters. “Het aantal directe uren zorg per klant is met 19 procent omlaaggegaan. Cliënten zijn zelfredzamer, onder meer doordat ze meer gebruikmaken van technologische hulpmiddelen zoals beeldbellen. Ontwikkelingen die in een versnelling raken door niet langer te bekostigen op basis van uurtje-factuurtje.”