KPMG Gezondheidszorg voorziet dat het aantal ziekenhuizen de komende jaren daalt tot negentig. Uit onderzoek van KPMG blijkt dat vier van de vijf ziekenhuisbestuurders momenteel spreken over een vorm van bestuurlijke samenwerking.
In 2009 telde Nederland nog 111 ziekenhuizen. Momenteel zijn dit er 106 verspreid over 267 locaties. Als de fusies die nu in de steigers staan ook daadwerkelijk worden uitgevoerd, loopt dit aantal terug naar 97, een daling van 13 procent ten opzicht van 2009. Daarnaast ziet KPMG vormen van samenwerking waarbij de bestuursvorm nog niet definitief vast staat. Worden deze meegeteld dan leidt dit tot een vermindering van het aantal ziekenhuizen tot negentig, zo becijfert KPMG Gezondheidszorg in het rapport ‘Wie doet het met wie in de zorg’.
Schijntegenstelling
Volgens KPMG is er vooralsnog sprake vooral sprake van “een bestuurlijke indikking”. Bestaande locaties blijven veelal behouden, zij het met aangepaste profielen. Van een verschraling van het zorgaanbod is volgens KPMG geen sprake. Daarmee berust het argument dat fusies de bereikbaarheid van de zorg aantasten volgens KPMG op een schijntegenstelling.
Kwaliteit
Voor ruim een derde van de ziekenhuisbestuurders is het verhogen van de kwaliteit van de zorg de belangrijkste overweging voor fusie dan wel nauwere samenwerking. De voornaamste aanjager van dit proces zijn volgens KPMG de volume- en kwaliteitsnormen die de wetenschappelijke verenigingen hebben opgesteld. Een kwart van de bestuurders noemt het versterken van de positie in de regio als voornaamste reden voor fusie of samenwerking. Het vormen van een gezamenlijk front tegenover verzekeraars of leverancier wordt niet of nauwelijks genoemd als samenwerkingsgrond.
Gering
In hoeverre de beoogde samenwerkingsdoelstellingen daadwerkelijk worden behaald, is volgens KPMG lastig te beoordelen. De effecten van fusie en samenwerking worden vaak pas op de lange termijn zichtbaar. Daarbij was de response op dit onderdeel minimaal onder de geënquêteerde bestuurders. Niettemin constateert KPMG dat de effecten van samenwerking op met name de doelmatigheid en kwaliteit van zorg relatief gering zijn. In 70 procent van de gevallen is het efficiëntiepotentieel niet of maar gedeeltelijk gerealiseerd. De verbetering van kwaliteit van zorg is in ruim de helft van de gevallen niet of maar gedeeltelijk gerealiseerd.
Ondersteunende diensten
KPMG vindt het daarnaast opvallend dat ziekenhuizen vooralsnog weinig samenwerken op het gebied van de ondersteunende diensten. “Een concept als een shared service centre, in menige industrie met goede resultaten uitgeprobeerd, is tot nu toe nergens aangetroffen”, aldus KPMG.
Faalfactoren
Faalfactoren bij samenwerkingstrajecten zijn blijkens de KPMG-enquête tegenwerking van de medische professionals en gebrek aan vertrouwen bij de beoogde samenwerkingspartners. Ondanks klachten over “de duivelse wereld” van de NMa, worden externe toezichthouders als de NMa en NZa nauwelijks als hinderpaal ervaren. Banken, maar ook zorgverzekeraars staan vrijwel volledig aan de zijlijn bij samenwerkingstrajecten.
Uitdaging
Wouter Bos, voorzitter van KPMG Gezondheidszorg, ziet het huidige proces van bestuurlijke indikking vooral als een tussenstap. “De grote uitdaging komt daarna: de samenwerking in de keten, de publiekprivate samenwerking en de differentiatie van locatieprofielen”, aldus Bos. “Het lijkt logisch te veronderstellen dat op al deze punten sneller resultaten geboekt kunnen worden naarmate de bestuurlijke slagkracht van ziekenhuizen toe neemt; het wordt interessant of al die fusies en samenwerkingsverbanden inderdaad die slagkracht opleveren.”