Accountants in de zorg zijn niet gerust over de instellingsfinanciering en bekostiging in het gedecentraliseerde zorgstelsel. De Nederlandse Beroepsorganisatie voor Accountants (NBA) roept raden van bestuur van ggz-instellingen en instellingen in de ouderen-, gehandicapten- en jeugdzorg op om “vooral lokaal uw verantwoordelijkheid te nemen en niet af te wachten of knelpunten landelijk worden opgelost”.
Dit schrijft de NBA-sectorcommissie Coziek in een brief aan rvb’s van zorginstellingen.
Sinds begin 2014 wijzen accountants het ministerie van VWS en branchepartijen op praktische knelpunten, zoals wijzigende registratieregels en een grote diversiteit aan verantwoordingen. Die “trekken een wissel op de administratieve functie van zorginstellingen”. Over veel zaken is inmiddels meer duidelijkheid ontstaan, stelt Coziek. Maar de knelpunten in de registratie en in de individuele contracten tussen aanbieders en gemeenten en andere partijen zijn nog niet opgelost. “Wij roepen u op vooral lokaal uw verantwoordelijkheid te nemen en niet af te wachten of knelpunten landelijk worden opgelost.”
Alles dat bij de transitie komt kijken, levert zorginstellingen veel werk op. “Als we niet aan de bel trekken, wordt het niks met de jaarverslagen”, zegt Robert Mul, hoofd Beleid & Beroepsontwikkeling van de NBA. Instellingen moeten aan de slag om gegevens vast te leggen. “Ze moeten zich binnenkort verantwoorden. Als de verantwoording niet op orde is, hebben zorgaanbieders formeel niet eens recht op geld.” Volgens Mul hebben instellingen laten weten blij te zijn dat de NBA hun een brief heeft gestuurd.
Handreikingen
In de brief doen de accountants vijf handreikingen om actief aan de slag te gaan met knelpunten als gevolg van de decentralisaties in de Jeugdwet en de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo). Ten eerste adviseren de accountants zorgaanbieders om te inventariseren welke afspraken zij hebben gemaakt met de verschillende gemeenten. Welke specifieke definities worden gehanteerd, aan welke eisen moet worden voldaan om zorg te mogen en kunnen declareren? Ten tweede moeten zorgaanbieders onderzoeken of voldoende helder en aantoonbaar is hoe deze afspraken intern worden nageleefd.
Het derde advies is om vast te stellen hoe de aanbieder verantwoording moet afleggen over compliance richting de verschillende gemeenten, en of deze gegevens tijdig en betrouwbaar kunnen worden opgeleverd. Aanbieders moeten zich afvragen of ze het risico dat een deel van de geleverde zorg niet declarabel of niet rechtmatig blijkt te zijn. Ten vierde moeten zorgaanbieders nagaan of het declaratie- en incassoproces goed verloopt en in hoeverre op afzienbare termijn liquiditeitsknelpunten te verwachten zijn. Het vijfde advies van de accountants: “Voer een risico-analyse uit ten aanzien van de hiervoor genoemde aspecten en stem uw interne controle en interne beheersing hierop af”.
Cruciaal
De voortgang in de komende maanden is cruciaal, stelt Coziek. “Als de omvang van betreffende opbrengsten substantieel is en de knelpunten niet tijdig worden opgelost, kan dat consequenties hebben voor de controleverklaring bij de jaarrekeningen 2015 van zorginstellingen.” Bovendien kunnen deze knelpunten ook doorwerken in de jaarrekeningen van gemeenten, en de daarbij behorende controleverklaringen over getrouwheid en rechtmatigheid.
De accountants stellen dat in een aantal gevallen, naast de knelpunten van registratie/declaratie en verantwoording, er ook sprake kan zijn van financiële knelpunten door krimpende omzet en liquiditeitsproblemen. Dat gaat gepaard met reorganisatievoorzieningen en noodzakelijke afwaarderingen van vastgoed. “Ook als dit aan de orde is, is het zaak om dat tijdig onder ogen te zien en zodanig bij te sturen dat de jaarrekening op basis van de continuïteitsgrondslag kan worden opgesteld.”
Enorme transitie
De hervorming van de langdurige zorg betekent voor de betrokken sectoren een “enorme transitie”, in de woorden van de accountants. Die transitie wordt in veel gevallen gevolgd door een transformatie. De overgangsperiode is in 2014 gestart met de contractering en per 1 januari 2015 is één en ander in werking getreden. “Alles was er op gericht om te zorgen dat de bestaande zorg zoveel mogelijk kon doorgaan en dat eventuele knelpunten via bevoorschotting voorlopig werden opgelost. In de afgelopen maanden bleek de praktijk helaas weerbarstig.”