Psychiatrisch patiënten die blijvend zijn aangewezen op permanent toezicht of 24 uur zorg in de nabijheid nodig hebben, moeten toegang krijgen tot de Wet langdurige zorg (Wlz). Dat geldt echter niet voor patiënten die weliswaar langdurig, maar niet blijvend op zorg zijn aangewezen. Dat stelt Zorginstituut Nederland in een advies aan het ministerie van Volksgezondheid.
Mensen met psychische problemen hebben op dit moment geen toegang tot de Wlz, behalve een beperkte groep die langer dan drie jaar intramurale behandeling nodig heeft. Tot drie jaar komt intramurale behandeling ten laste van de Zorgverzekeringswet (Zvw).
Voor de zorg en ondersteuning voor de overige mensen met een psychisch probleem is de gemeente verantwoordelijk. De ambulante behandeling komt eveneens ten laste van de Zvw. Het gaat zowel om mensen die thuis wonen als om degenen die gebruik maken van beschermd wonen.
De Tweede Kamer heeft een motie aangenomen dat er geen onderscheid mag worden gemaakt tussen de langdurige ggz en de overige langdurige zorg. Naar aanleiding van die motie heeft de staatssecretaris het Zorginstituut gevraagd welke groepen met psychische problemen toegang zouden moeten hebben tot de Wlz.
Blijvend
Het advies van het Zorginstituut om de groep die blijvend permanent toezicht of 24 uur zorg in de nabijheid nodig heeft toegang te bieden tot de Wlz wordt breed gedragen door de betrokken zorgpartijen.
Het Zorginstituut adviseert daarnaast dat ook patiënten die voor het slagen van hun behandeling in een instelling moeten verblijven aanspraak kunnen maken op de Wlz. Ook dit voornemen vindt breed draagvlak, maar de implementatie van dit deel van het advies duurt wat langer dan die van het advies over de eerste groep, aldus het Zorginstituut.
De discussie gaat vooral over mensen die al langdurig behandeld zijn, en waarbij op afzienbare tijd niet verwacht wordt dat hun problematiek zodanig verbetert dat enige vorm van zelfredzaamheid en participatie mogelijk is. Maar op termijn is dat niet uitgesloten, zodat de blijvendheid van die zorgvraag niet vast staat. Met name de GGZ-partijen willen dat die groep tijdelijk (bijvoorbeeld drie jaar) toegang krijgt tot de Wlz, en dat na die drie jaar herbeoordeling plaatsvindt. Het belangrijkste argument is dat deze groep vaak behoefte heeft aan rust en stabiliteit en dat de Wmo gericht is op herstel en verbetering.
Bij de deskundigen die zijn geraadpleegd waren er die het daar mee eens waren, maar andere vonden de Wlz juist niet passend, omdat dat als een eindstation wordt gezien. Daarmee wordt deze groep (volgens deze experts) de kans onthouden op langere termijn toch naar zelfredzaamheid en participatie te groeien.
Vertrouwen in gemeenten
Het Zorginstituut constateert dat de discussie sterk wordt beïnvloed door een gebrek aan vertrouwen in de gemeente als uitvoerder van de Wlz. Maar stelt het Zorginstituut, “er is geen reden om te veronderstellen dat gemeenten geen passende zorg zouden kunnen inkopen voor de groep waarvoor rust en stabiliteit zijn vereist.”
Daarom geldt het advies van het Zorginstituut niet voor deze laatste groep. De zorg voor deze patiënten blijft vallen onder de Wet maatschappelijke ondersteuning en daarmee de verantwoordelijkheid van de gemeenten.