Doctor with pink piggy bank on grey background, close up
Menzis en eerstelijns zorgaanbieder Arts en Zorg starten een proef met shared savings. Dit houdt in dat zij op de zorgkosten een besparing proberen te realiseren en de opbrengst vervolgens met elkaar delen. Daarvan profiteren zowel verzekeraar als huisartsen.
De inwoners van drie wijken in Enschede werden onlangs op de hoogte gesteld van een proef van verzekeraar Menzis en eerstelijnszorgaanbieder Arts en Zorg om onnodige zorgkosten te gaan voorkomen.
Voor aanbieder Arts en Zorg is de uitdaging vooral om de zorg zo te organiseren dat er kosten bespaard kunnen worden. De onderneming kan zelf beslissen hoe ze dat gaat doen, bijvoorbeeld door substitutie van zorg. Zo houdt een dermatoloog uit het ziekenhuis regelmatig poli in een van de Arts en Zorg-praktijken, zegt directeur Amon van den Borg van Arts en Zorg in de brief.
Methode
In de proef draait het allemaal om shared savings. Wordt er op de zorgkosten van de populatie een besparing gerealiseerd, dan profiteren zowel verzekeraar als huisartsen daarvan mee.
Gezondheidseconoom en promovendus Arthur Hayen van Tilburg Universiteit en RIVM bedacht het onderliggende model. Daarin is bijvoorbeeld vastgelegd dat partijen de zorgkosten per patiënt maximeren op 22.500 euro. “Slechts één procent van de onderzochte patiënten komt daar boven”, zegt Hayen. “Als je zo iemand in je praktijk hebt, vertekent dat het beeld. Mensen met hogere zorgkosten drukken te zwaar op je gemiddelde. Iedere besparing die je realiseert in de rest van je populatie zal dan onzichtbaar zijn.”
Verder worden in de proef in principe alle zorgkosten meegeteld, met uitzondering van kosten voor mondzorg. Enkele andere tarieven zijn op nul gezet, zoals het abonnementsgeld dat een huisarts ontvangt.
Benchmark
Om te bepalen hoeveel zorgkosten de deelnemende praktijken besparen, stelde Hayen een benchmark op. “Die moet huisartsen inzicht geven en tegelijk prikkelen om besparingen te realiseren”, zegt Hayen. “Om dat te bereiken moet de benchmark haalbaar zijn. Daarvoor kijken we naar de historie van de praktijk. Dat zetten we dan af tegen de groeitrend van de controlegroep in het prestatiejaar.”
Door die methode geldt voor praktijken met traditioneel hoge zorgkosten dat ze een hogere uitgangspositie hebben, maar wel aan dezelfde gebenchmarkte groeitrend moeten voldoen. Daarnaast houdt Hayen rekening met regionale culturele verschillen en met de casemix van de praktijk. Dan gaat het om de leeftijd en het geslacht van patiënt, de sociaal economische status in de wijk en het aantal chronisch zieken in het jaar voorafgaand aan het prestatiejaar.
Kwaliteit
Als na afloop van het prestatiejaar inderdaad sprake is van een besparing, dan verdelen Menzis en Arts en Zorg de opbrengst. Het bedrag wordt overigens niet overgemaakt naar de individuele praktijken. “We doen dit alleen met samenwerkingsverbanden,” zegt Hannes Seesing van Menzis. “Het geld vloeit terug naar dat samenwerkingsverband, zoals Arts en Zorg of een Zorggroep. Die kan het dan investeren in kwaliteitsverbetering van de zorg.”
Het bedrag dat in aanmerking komt om gedeeld te worden, is afhankelijk van een aantal kwaliteitsindicatoren. Denk daarbij aan patiënttevredenheid, naleving van chronische zorgstandaarden, richtlijnen rond doelmatig voorschrijven van medicatie en de praktijkaccreditatie. Hoe lager die scores, des te lager zijn de uit te keren besparingen.
Gezien die methodiek zal van een fiftyfifty verdeling van de opbrengst niet snel sprake zijn. Menzis zegt toe het bespaarde bedrag via premieverlaging terug te geven aan de verzekerden. Arts en Zorg zal het bedrag investeren in nieuwe apparatuur en online dienstverlening. Mocht de kwaliteit in geheel achteruit gaan, dan keert Menzis de besparingen niet uit.
Toepasbaarheid
Hayen verwacht dat zijn model ook bij zelfstandige huisartsenpraktijken dan toe te passen is. Om het statistisch betrouwbaar te krijgen is alleen van belang dat er voldoende schaalgrootte is, bijvoorbeeld op zorggroepniveau.
Voor de ziekenhuiszorg is de aanpak vooral geschikt voor de langetermijn, zegt Hayen. “Ziekenhuizen snijden in eerste instantie in eigen vlees. Als ziekenhuizen via substitutie besparen raken ze gegarandeerd inkomen kwijt, terwijl de besparingsopbrengst onzeker is en afhangt van de marges.” Shared savings zou daar dus in een andere vorm moeten worden ingevoerd. Hoe precies, durft hij nu nog niet te zeggen.
Indicatoren
Met name de koppeling tussen uitkering van de besparing aan kwaliteitsindicatoren is nieuw, zegt directeur Marc Bruijnzeels van het Jan van Es Instituut. Bruijnzeels adviseert zorgorganisaties over het invoeren van shared savings-methodieken. Wel vindt hij dat de kwaliteitsindicatoren scherper gekozen mogen worden. “Je mag er van uit gaan dat praktijken die hier aan deelnemen geaccrediteerd zijn, dat ze richtlijnen voor chronische aandoeningen hanteren en dat ze doelmatig voorschrijven. In stap twee zouden ze meer uitkomstindicatoren kunnen kiezen.”
Hayen deelt die kritiek niet. Hij stelt dat het er juist om gaat de praktijken te betrekken die het nog minder goed doen. In een latere fase zouden bijvoorbeeld Patient Reported Outcome Measures (PROMS) een interessante kwaliteitsindicator kunnen zijn. Hayen: “Uiteindelijk draait het er om of een patient met schouderklachten weer kan tillen, los van de behandeling die hij gekregen heeft of de behandelaar die hij bezocht heeft.”
Toekomst
Bruijnzeels vraagt zich verder af wat er gebeurt als de zorg zover verbeterd is, dat verdere besparingen niet mogelijk zijn. “Dan kan de besparing omslaan in een loss,” zegt hij. Maar dat verwacht Seesing niet. “We zetten dit model in om iets te bereiken en om een beweging op gang te brengen richting uitkomstbekostiging. Als de rek eruit is, dan kunnen we de afspraken bijstellen. Of we ontwikkelen een nieuw model, want het is nog maar de vraag of shared savings het eindmodel is.”
In het januarinummer verschijnt een bijlage bij Skipr magazine over het Amerikaanse model van Accountable Care. Shared savings is daarin een leidend principe.