De zorgvraag zal in Nederland de komende jaren naar verwachting afnemen. Het Capaciteitsorgaan adviseert het ministerie van Volksgezondheid daarom om jaarlijks vijftien procent minder studenten toe te laten tot de verschillende opleidingen tot medisch specialist.
In eerste instantie zal dit leiden tot een daling van het totaal aantal artsen in opleiding tot specialist (aios). Vanaf 2017 zal dit in zes jaar geleidelijk gaan dalen, stelt het Capaciteitsorgaan in het maandag uitgebrachte advies. De eerste effecten op de daadwerkelijke instroom in het specialisme of het profiel worden dan verwacht tussen 2021 en 2023.
Capaciteit
Het Capaciteitsorgaan adviseert over de gewenste instroom in de opleidingen tot medisch specialist, klinisch technologisch specialist en profielarts SEH.
De capaciteit aan aios in deze beroepen is sinds het vorige advies uit 2013 met ongeveer 550 plaatsen toegenomen tot 7.232 plaatsen. De feitelijke instroom bevond zich de afgelopen 3 jaren gemiddeld genomen binnen de bandbreedte van het advies, maar eerder aan de bovenkant dan aan de onderkant.
De daling van de instroom in de opleidingen betekent overigens niet dat de capaciteit aan medisch specialisten gaat dalen. De capaciteit aan medisch specialisten gaat wel langzamer stijgen.
Zorgvraag
Het advies is gebaseerd op de verwachte zorgvraag. Vanuit demografisch oogpunt is een gemiddelde jaarlijkse toename van 1 procent te verwachten. Dat is niet anders dan in het vorige Capaciteitsplan. De overige zorgvraagparameters zijn wel veranderd.
Zowel RIVM als CPB verwachten de komende periode slechts een beperkte bijdrage van epidemiologische factoren aan de groei van de zorgvraag. Ook de sociaal-culturele vraagontwikkeling is conservatiever ingeschat dan in 2013. Toenemende autonomie van de patiënt leidt tot meer zelfmanagement. De naweeën van de crisis, het Bestuurlijk Hoofdlijnenakkoord en de integrale budgettering van ziekenhuizen hebben alle invloed gehad op de ontwikkeling van de zorgvraag.
Substitutie
Ook substitutie van medisch specialisten naar arts-assistenten en verpleegkundig specialisten zal de vraag nog wat beperken. In deze raming wordt voor de eerste keer uitgegaan van een minimale substitutie van 0,1 procent per jaar voor elke beroepsgroep.
In de uiteindelijke raming zijn twee scenario’s gekozen waarin met alle variabelen uit het model rekening wordt gehouden. Het eerste scenario levert een jaarlijks benodigde instroom van 1.122 plaatsen op. In het tweede scenario is, door de taakherschikking naar verpleegkundig specialist en arts-assistent, een jaarlijkse instroom van 965 plaatsen al voldoende. De bandbreedte van het advies is dus 965 tot 1.122 jaarlijkse instroomplaatsen.