De Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ) had extra aandacht voor goed bestuur in 2015. De Inspectie voerde meer dan 350 gesprekken met bestuurders, ruim 150 meer dan in 2014.
Dit blijkt uit het Jaarbeeld van de IGZ.
De IGZ besteedde extra aandacht aan governance omdat van het leiderschap van bestuurders ‘nog meer’ afhangt nu de zorg sterk verandert. Zij moeten de veranderingen in goede banen leiden en de kwaliteit en veiligheid van de zorg bewaken. Na een inspectiebezoek informeert de Inspectie de bestuurder over het beeld dat zij tijdens het bezoek heeft gekregen van de zorg, zodat de bestuurder snel weet waar de zorg beter kan en moet.
Ook controleert de inspectie op welke wijze de bestuurders de verantwoordelijkheid zichtbaar in de organisatie nemen. Zo voerde de Inspectie in de eerste helft van 2015, in het kader van het plan van aanpak van de staatssecretaris ‘Waardigheid en trots’, in de ouderenzorg 36 gesprekken met bestuurders (en vaak ook de raad van toezicht) over de kwaliteit van de geleverde zorg en hun zicht daarop.
Toezichtbeleid
Naast het houden van bestuursgesprekken ging de IGZ verder met de ontwikkeling van haar toezichtbeleid op goed bestuur. De Inspectie begon samen met de Nederlandse zorgautoriteit (NZa) met de ontwikkeling van een nieuw toezichtkader. Hierin maken de twee organisaties duidelijk wat zij verwachten van zorgbestuurders op het gebied van kwaliteit, veiligheid, toegankelijkheid en betaalbaarheid van zorg. Ook verhelderen zij de verhoudingen tussen de interne toezichthouder (raad van toezicht) en de externe toezichthouder (IGZ en NZa). De focus van de rvt is vooral gericht op het belang van de organisatie in haar context en de IGZ en NZa kijken naar het publieke belang in bredere zin.
In 2015 testte de Inspectie een nieuw toetsingskader voor het toezicht op netwerken in de langdurige zorg thuis. Bij de doelgroep kwetsbare ouderen en bij volwassenen met chronische psychiatrische aandoeningen onderzocht de IGZ de samenwerking in de netwerken rondom cliënten en de mantelzorg. De ervaringen met deze nieuwe werkwijze in het toezicht gebruikt de IGZ in 2016 voor een ‘bredere vernieuwing’ van het toezicht op de langdurige zorg thuis. Veranderingen in de wetgeving hebben gevolgen voor de manier waarop en door wie de verpleging en verzorging thuis wordt geleverd.
De Inspectie startte in 2015 met het ontwikkelen van toezicht op de complexe en intensieve zorg thuis. Hierbij maakte ze gebruik van de input van branche- en koepelorganisaties, patiëntenorganisaties en tien thuiszorgorganisaties. Zij keken en dachten mee bij de ontwikkeling van het toezicht. In 2016 toetst de IGZ deze werkwijze. De veranderingen in het jeugddomein hebben ook geleid tot aanpassingen in de werkwijzen van de inspectie. Bij het toezicht op de jeugdhulp is de Inspectie in 2015 nauwer gaan samenwerken met de Inspectie Jeugdzorg.
Nieuwe toetreders
In 2014 voerde de IGZ een proef uit om het bestaande toezicht op nieuwe toetreders te intensiveren. Dit toezicht werd in 2015 doorgezet. Aan de hand van het handelsregister van de Kamer van Koophandel beoordeelde de Inspectie in 2015 ruim 10 duizend inschrijvingen. Daarvan bleek 1 procent (102 zorgaanbieders) onder het toezicht van de Inspectie te vallen. Zij bezocht alle nieuwe zorgaanbieders wanneer er daadwerkelijk zorg verleend werd. Volgens de IGZ voldeed 90 procent van de zorgaanbieders bij het eerste bezoek niet aan de normen voor goede zorg, maar bij een vervolgtoetsing was dit bij de meeste zorgaanbieders wel het geval.
In 2015 zette de Inspectie acties in gang met andere partijen, zoals het Centraal Informatiepunt Beroepen Gezondheidszorg (CIBG) en de Kamer van Koophandel, om aan de voorkant een betere screening te laten plaatsvinden van de aanbieders die zich inschrijven in het handelsregister. Op deze manier moet voor de IGZ sneller duidelijk zijn welke nieuwe zorgaanbieders zij moet bezoeken. Daarnaast is de Inspectie begonnen met het aanpassen van haar toezichtinstrumenten zodat deze beter aansluiten bij de (organisatie van) zorg door nieuwe toetreders.