Internist Hans Romijn is door de raad van toezicht van het AMC per 1 december 2016 benoemd tot voorzitter van de raad van bestuur. Tevens is hij door het College van Bestuur van de UvA benoemd tot decaan van de Faculteit der Geneeskunde. Hij volgt in de beide functies Marcel Levi op, die leiding gaat geven aan University College London Hospitals (UCLH).
Met de benoeming van Romijn kiest het AMC opnieuw voor een bestuurder met medisch-inhoudelijke achtergrond uit eigen gelederen, eentje die bovendien net als zijn voorganger Levi internist is. Romijn (61) is sinds 2010 hoofd van de afdeling Inwendige Geneeskunde en voorzitter van de divisie Inwendige & Uitwendige Specialismen van het AMC. In hetzelfde jaar werd hij ook benoemd tot hoogleraar Inwendige Geneeskunde aan de Universiteit van Amsterdam.
Romijn studeerde geneeskunde aan de Universiteit van Amsterdam en promoveerde er in 1990. Na zijn promotie verbleef hij twee jaar in de VS als postdoc aan de University of Texas Medical Branch in Galveston. In 1998 werd hij benoemd tot hoogleraar Interne Geneeskunde, in het bijzonder Endocrinologie, aan de Universiteit van Leiden, om in 2010 terug te keren naar Amsterdam. Hij is een productief onderzoeker en auteur van ruim 540 wetenschappelijke artikelen.
Naast zijn hoogleraarschap, vervult de nieuwe bestuursvoorzitter een aantal nevenfuncties. Zo is hij lid van de Gezondheidsraad, editor-in-chief van The European Journal of Endocrinology en bestuurslid van de Stichting Kinderoncologisch Centrum Amsterdam. Eerder was hij onder meer voorzitter van de Nederlandse Vereniging voor Endocrinologie (NVE), lid van het bestuur van de Nederlandse Internisten Vereniging, lid van de VIDI-commissie NWO en lid van de Wetenschappelijke Adviesraad Diabetes Fonds Nederland.
Inspiratie
Romijns keuze voor interne geneeskunde komt niet uit de lucht vallen, zo vertelt hij in het ledenblad van de NVE: “Mijn vader was internist in het Gooi. In het weekeinde ging ik vaak met hem mee naar het ziekenhuis. Enkele van zijn patiënten zie ik nu nog af en toe op mijn eigen poli.”
In het interview toont Romijn zich arts in hart en nieren. “De individuele patiënt kan je inspireren tot nieuw onderzoek en nieuwe kennis. Ik vind mijn inspiratie voor nieuw onderzoek eerder in de kliniek dan in de wetenschappelijke literatuur.”
Ruimer denken
Als stofwisselingsdeskundige toont Romijn zich wars van schotjes in de geneeskunde. “De organisatie van de geneeskunde is sterk opgedeeld naar organen, evenals overigens de fondsen die onderzoek subsidiëren. De endocrinologie trekt zich weinig aan van die indeling. Dat vereist van endocrinologen ook dat ze ruimer denken dan het orgaan waarmee ze in de praktijk het meest te maken hebben. Je moet uit je eigen niche kruipen en kijken in hoeverre jouw kennis van belang is voor andere klinische vakgebieden en vice versa.”
Kennis delen
Ook stelt Romijn dat endocrinologie “zichzelf zichtbaarder moet maken voor de buitenwereld”. Zelf doet hij dit onder meer door zijn kennis te delen via de publieksmedia, zoals eerder dit jaar in NRC waarin hij nuchter commentaar leverde op de trend om aarde en klei te eten. “We smeren ons in met klei in modderbaden, we bakken stenen uit klei, en kennelijk eten sommigen tegenwoordig ook kleiproducten. Deze vorm van geofagie lijkt toch een stap te ver. […] De Engelse Voedsel- en Warenautoriteit heeft herhaaldelijk waarschuwingen gegeven voor het eten van verschillende kleiproducten, vanwege hoge gehaltes aan toxische metalen als arsenicum en lood. Je kunt in dit geval dus niet stellen ‘baat het niet, schaadt het niet’.”