Zorgverzekeraars en aanbieders blijven het hartgrondig oneens over de benodigde capaciteit voor protonentherapie. Zorgverzekeraars Nederland (ZN) vindt de beoogde 2200 behandelingen per jaar te veel, de Nederlandse Vereniging voor Radiotherapie en Oncologie (NVRO) juist te weinig.
Om de toepassing van de innovatieve bestralingstechniek mogelijk te maken gaf demissionair minister Schippers in 2014 vergunningen af voor de bouw van vier protonencentra in Amsterdam, Delft, Groningen en Maastricht, samen goed voor 2200 behandelingen per jaar. De eerste patiënten kunnen aan het eind van dit jaar voor een behandeling in Delft en Groningen terecht. Maastricht volgt eind volgend jaar.
Risico
Met de opening is de discussie over de benodigde capaciteit nog allerminst verstomd, zo leert het laatste nummer van het kwartaalblad van Zorginstituut Nederland. “Wij vinden dat de 2200 behandelingen per jaar erg veel is, en 1600 ook”, zegt Albert Versteegde van ZN in het kwartaalblad. “Er gaan nu per jaar minder dan honderd patiënten naar het buitenland. Het risico is dat we straks met heel dure centra zitten die niet volledig worden gebruikt.”
Volgens de NVRO is de schatting van VWS juist veel te laag en is er in 2020 behoefte aan 5800 behandelingen. “Zelfs als de schatting van de NVRO er 50 procent naast zit, gaat het nog om bijna drieduizend behandelingen, ruim meer dan de beschikbare capaciteit”, aldus Hans Langendijk, hoogleraar en radiotherapeut-oncoloog bij het Universitair Medisch Centrum Groningen.
“Schattingen van beoogde behandelingen lopen aanzienlijk uiteen en dat is begrijpelijk”, aldus Marco van Vulpen, medisch directeur van HollandPTC in Delft. “Vanuit verzekeraars wordt gerekend vanuit het aantal patiënten dat op dit moment, dus zonder de voorziening protonentherapie in Nederland, naar het buitenland wordt verwezen. De radiotherapie-beroepsgroep rekent echter vanuit inhoudelijke argumenten, namelijk de klinische meerwaarde. Beide aannames zijn al ruim geleden bediscussieerd en het herhalen van deze discussie levert geen meerwaarde.”
Standpunt van enkele jaren geleden
Geert Bosmans (hoofd protonenfysica) en Liesbeth Boersma (hoogleraar radiotherapie en medisch directeur) van Zuid-Oost Nederland Protonen Therapie Centrum (ZON-PTC) in Maastricht merken op dat ZN een standpunt blijft hanteren van enkele jaren geleden, namelijk dat de aantallen overschat zijn en dat slechts één protonencentrum in Nederland zou volstaan. “Het is jammer dat, zelfs na een procedure bij de ACM waarbij hun argumenten zijn weerlegd, ze hun standpunt niet aanpassen zonder met nieuwe gegevens aan te komen.”
Dat er nu ook geen 2200 patiënten naar het buitenland verwezen worden voor protonen, een argument dat ZN aanvoert tegen meer behandelingen, is volgens Bosmans en Boersma logisch. Nederlandse zorgverleners verwijzen alleen de standaard indicaties naar het buitenland. “Er is nu juist in Nederland voor een unieke strategie gekozen om de protonentherapie gecontroleerd te introduceren door naast de standaard indicaties ook de zogenaamde model-based indicaties in aanmerking te laten komen. Hiervoor moet op basis van voorspellende modellen de kans op complicaties ingeschat worden voor de individuele patiënt, voor een behandeling met protonen en fotonen.”
Landelijke indicatieprotocollen
Volgens Vulpen van HollandPTC in Delft gaan de betrokken partijen, zoals Zorginstituut Nederland, de protonencentra, de beroepsgroep, ziektebeeld-specialisten en verzekeraars, landelijke indicatieprotocollen per tumorgebied gaan vaststellen. Op basis hiervan worden mensen geselecteerd die mogelijk baat hebben bij protonentherapie.
“Vervolgens worden alle klinische uitkomsten van de patiënten die daadwerkelijk protonentherapie hebben gehad, verzameld en op basis van deze gegevens zal dan in de toekomst worden vastgesteld of en eventueel hoeveel klinische winst de protonentherapie geeft. Mocht dit gering zijn, dan zullen de indicaties worden bijgesteld. Als er aanzienlijke winst is, dan zal het aantal patiënten toenemen.”
De investeringen om te komen tot protonencentra in Nederland zijn volgens Vulpen aanzienlijk. “Om die reden is het op dit moment niet verstandig om, bij deze zorgvuldige aanvliegroute, minder patiënten te honoreren. Het belastinggeld dat is geïnvesteerd kunnen we het beste verantwoorden door met vereende krachten te werken aan de bewijsvoering voor protonentherapie”.
Voorzichtige koers
Voorlopig voert de voorzichtige koers die ZN voorstaat de boventoon. In april maakten de drie Amsterdamse ziekenhuizen die samen een protonencentrum wilden bouwen, bekend daar voorlopig vanaf te zien. Het AMC, het Antoni van Leeuwenhoek en het VUmc Cancer Center willen eerst afwachten in hoeverre de andere drie centra de vraag naar protonentherapie aankunnen.
“Je moet kijken of je wat toe te voegen hebt. Er is ook veel discussie over deze centra en daar moet je je ogen niet voor sluiten”, aldus een woordvoerder namens APTC in april tegenover Medisch Contact. De verleende vergunning wordt in overleg met het ministerie van VWS tot 2020 slapende gehouden. Dit betekent dat het Amsterdam Proton Therapy Center (APTC) alsnog gebouwd kan worden, in geval er voldoende vraag is. Het APTC heeft voor deze beslissing tot uiterlijk oktober 2018 de tijd.
Geert Bosmans en Liesbeth Boersma van ZON-PTC verwachten van het uitstel van het Amsterdamse initiatief een gering effect. “Omdat de behandeling meestal enkele weken duurt, zullen de meeste patiënten niet graag de reis naar Maastricht maken.” Mogelijk zullen patiënten uit de randgebieden van HollandPTC in Delft wel sneller naar Maastricht komen, omdat HollandPTC naar verwachting een groot deel van de Amsterdamse patiënten zal moeten opvangen. Volgens Bosman en Boersma betekent dit wel dat de maximale capaciteit van 1600 patiënten in Nederland waarschijnlijk sneller bereikt zal worden.