26064034
De Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) gaat een aantal zorginstellingen verplichten om vanaf 1 januari 2018 proef te draaien met een nieuw bekostigingssysteem in de ggz. De NZa ziet zich hiertoe genoodzaakt omdat te weinig instellingen zich vrijwillig hebben aangemeld voor de pilot.
De NZa werkt met aanbieders, verzekeraars en brancheorganisaties in de ggz aan een nieuw bekostigingssysteem dat de knelpunten van de huidige dbc-systematiek moet wegnemen en nauwer moet aansluiten op de zorgpraktijk. Leidraad voor de nieuwe bekostigingsstructuur is het zogeheten zorgclustermodel, zoals dat in de Engelse ggz gebruikt wordt. Binnen dit model worden zorgvragers gegroepeerd op basis van een naar aard en ernst van de aandoening vergelijkbare zorgvraag. Daarmee is niet langer de klinische diagnose, maar de zorgvraag leidend. Als het aan de NZa ligt, wordt het nieuwe model vanaf 2020 sectorbreed gebruikt.
Proefdraaien
Om het nieuwe model tot een succes te maken is het wat de NZa betreft “van groot belang” dat aanbieders nu al gaan proefdraaien. Tot nu toe nemen echter onvoldoende behandelaren deel aan de pilot, constateert de NZa. Er zijn bijna voldoende deelnemende vrijgevestigden, maar de bijdrage van instellingen blijft nog achter. “Wij begrijpen dat prioriteiten op korte termijn aandacht vragen, maar wij vinden ook dat deze noodzakelijke grote verbetering op de langere termijn niet in het gedrang mag komen.”
Enkele tientallen instellingen in de ggz en de forensische zorg worden daarom verplicht vanaf 1 januari 2018 proef te draaien met het nieuwe systeem. Deze instellingen hebben hierover dinsdag bericht gekregen.
Vaart maken
“Als we nu vaart maken kan het nieuwe systeem ook echt in 2020 van start”, schreef NZa-voorzitter Marjan Kaljouw eerder in een blog op Skipr.nl. “Natuurlijk realiseer ik me dat dat een extra belasting betekent voor ggz-aanbieders die toch al de nodige administratieve lasten hebben. Maar het is voor een goede zaak.”
In het nieuwe model wordt de zorgvraag van de patiënt leidend. Dit betekent dat er meer oog is voor de omstandigheden van de patiënt. Daarnaast is het model flexibel, doordat het voorziet in meerdere evaluatiemomenten, tijdens welke samen met de patiënt gekeken kan worden of een behandeling op- of afgeschaald moet worden. Idealiter krijgen in de verdere toekomst ook de behandeluitkomst een plek in het model. Het nieuwe model moet ook leiden tot minder administratieve lasten voor de aanbieders.
Dbc’s
De gespecialiseerde ggz als ook de forensische zorg werken nu bijna tien jaar met dbc’s. Een gelukkig huwelijk is het nooit geweest. Zo hebben volgens de ggz-aanbieders theorie en praktijk nooit goed op elkaar aangesloten. Individuele casuïstiek bleek lastig te vertalen in declarabele zorgproducten. Doordat aanbieders er niet of onvoldoende in slaagden om specifieke patiëntkenmerken te verbinden met een van te voren gespecificeerd zorgpad of behandeltraject, was ook de voorspellende waarde voor de kosten gering.
Ook werden de diagnostische richtlijnen volgens veel behandelaars oneigenlijk gebruikt. Doordat binnen het systeem alleen vergoeding mogelijk was met een passende diagnose, werd het DSM-label volgens velen een verkapte betaaltitel. Bovendien speelde op de achtergrond de discussie over de privacy van cliënten. Volgens de aanbieders konden zorgverzekeraars via de dbc’s te makkelijk bij persoonlijke informatie van cliënten komen, waarmee volgens behandelaar het medisch beroepsgeheim op de tocht kwam te staan.