Wanneer zorgverleners de zorgvraag van cliënten in kaart brengen, leidt dit tot een snellere indicatie voor langdurige zorg. Voor zorgorganisaties is het echter tijdrovend en de kwaliteit van de indicaties gaat achteruit. Dat blijkt uit de eindevaluatie van een experiment met een alternatieve indicatiestelling onder het project Waardigheid en Trots.
Onder Waardigheid en Trots (W en T), het platform voor verbetering van de verpleeghuiszorg, hebben zestien instellingen de ruimte gekregen te experimenteren met indicatiestelling. Zorgverleners brengen de zorgvraag van de cliënt in kaart en stellen een advies op. Het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) toetst ieder advies op basis van een door de zorgaanbieders ingevuld format en neemt het besluit.
Cliëntbelasting
Uit de eindevaluatie, die is verzorgd door bureau Berenschot, blijkt dat het proces van indicatiestelling hiermee wordt versneld: een indicatiebesluit kan in twee dagen worden afgegeven. Cliënten hebben onder de experimentele werkwijze eerder duidelijkheid omtrent het besluit en zij ervaren dat ook zo. Dat cliënten de nieuwe werkwijze als sneller ervaren kan volgens Berenschot echter ook komen door werkwijze (dienstverlening) van de deelnemende zorgorganisaties en niet per se door de experimentele werkwijze.
Cliënten van de zorgorganisaties die meededen aan het Waardigheid en Trots-experiment ervoeren de indicatiestelling minder vaak als belastend dan cliënten van niet-deelnemende organisaties. Berenschot vond echter geen verschil in de wijze van indicatiestelling (experimenteel of regulier) tussen de zorgorganisaties voor wat betreft deze ervaring. “Dit lijkt dus vooral beïnvloed te worden door de kwaliteit van de algehele dienstverlening vanuit de W&T-zorgorganisaties”, aldus het onderzoeksbureau.
Eén gezicht
De deelnemende zorgorganisaties stellen dat de experimentele indicatiestelling hen in staat stelt om klantvriendelijker te werken. Zij kunnen er voor zorgen dat de cliënt één gezicht te zien krijgt gedurende het hele proces en kunnen samen met de cliënt op een laagdrempelige en begrijpelijke manier bekijken welke zorg de cliënt nodig heeft.
De W&T-werkwijze blijkt wel aanzienlijk meer tijd te kosten. Zorgorganisaties steken ongeveer twee keer zo veel tijd in het voorbereiden van de aanvragen. Daar staat tegenover dat ze vervolgens minder lang op het definitieve indicatiebesluit van het CIZ hoeven te wachten. Bovendien hebben de organisatie zo veel meer regie over het proces van de indicatiestelling. Besluiten kunnen sneller worden afgegeven, er kan beter worden geschakeld met ketenpartners en de benodigde zorg kan sneller worden verleend.
Onjuiste besluiten
De tijd die de zorgorganisaties extra kwijt zijn, lijkt deels bespaard te worden bij het CIZ. De tijd die het CIZ per indicatie investeert neemt af, maar dit leidt niet vanzelfsprekend tot een tijdsbesparing over de hele linie. Wanneer gekeken wordt naar het totale beeld, neemt de tijdsinvestering voor het CIZ juist toe vanwege de continue aandacht die nodig is voor het begeleiden van de indicatiestellers en de extra tijd die men steekt in aanvragen die in eerste instantie volgens de W&T-werkwijze maar in tweede instantie alsnog regulier worden ingediend.
Het CIZ ziet verder ook dat de kwaliteit van de gestelde indicaties met de W&T-werkwijze achteruit gaat. Uit een steekproef bleek dat de W&T-organisaties in slechts 44 procent van de gevallen een juist besluit hadden ingediend. Desgevraagd geeft het CIZ aan sterk te twijfelen aan de mogelijkheid om de kwaliteit van de door de zorgorganisaties gestelde indicaties op de lange termijn te borgen
Het CIZ twijfelt ook aan de onafhankelijkheid van indicatieadviezen onder de W&T-werkwijze. Bij de experimentele werkwijze zijn de indicatiestellers immers altijd in dienst van een zorgorganisatie, die mogelijk ook een eigen financieel belang heeft bij de uitkomst van de indicatiestelling. Dit gebrek aan onafhankelijkheid van de indicatiesteller kan de keuzevrijheid van de cliënt danig beperken. Het CIZ vreest dat cliënten bijvoorbeeld niet worden geïnformeerd over de mogelijkheden van een persoonsgebonden budget (pgb).
Voortzetting
De deelnemende zorgorganisatie zijn unaniem voor voortzetting van de nu nog experimentele werkwijze. Wel zou het indicatieproces centraal moeten worden geregeld om de onafhankelijkheid te borgen. Het CIZ acht de experimentele werkwijze vooral geschikt voor her-indicaties, waarbij minder twijfels bestaan over de kwaliteit en onafhankelijkheid van de indicatiesteller. Berenschot laat het eindoordeel aan het ministerie van VWS.