Vroegsignalering van kwetsbare ouderen komt nog niet goed uit de verf door een gebrek aan samenwerking tussen de betrokken zorgverleners. Betere samenwerking vraagt om duidelijke regie, regionale coördinatie, een gedeelde visie op vroegsignalering, structurele financiering en de bereidheid om van elkaar te leren.
Dit concludeert het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) in onderzoek naar de samenwerking en regievoering rondom vroegsignalering, dat is uitgevoerd in opdracht van het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS).
Bij vroegsignalering zetten zorg- en hulpverleners initiatieven in gang om ouderen die risico lopen om kwetsbaar te worden, of mogelijk al kwetsbaar zijn, proactief op te sporen. Naar aanleiding hiervan kunnen zorg en ondersteuning worden ingezet. De gedachte hierachter is dat hiermee problemen worden opgelost, uitgesteld of voorkomen. Hierdoor kunnen ouderen mogelijk langer zelfstandig functioneren en wonen.
Samenwerking tussen hulpverleners die zich bezighouden met vroegsignalering moet voorkomen dat verschillende aanbieders langs elkaar heen werken, signalen missen of dingen dubbel doen. Maar onderzoek toont aan dat dit nog niet altijd goed van de grond komt, constateert het RIVM. Samenwerking vindt nog niet op grote schaal plaats, onder meer doordat nog niet duidelijk is hoe vroegsignalering effectief kan worden ingezet. De verschillende betrokkenen zijn daarom vaak nog zoekende naar bij wie vroegsignalering op welk moment het beste kan worden ingezet, en welke instrumenten zij daarbij het beste kunnen gebruiken. Het gevolg hiervan is dat partijen het ook nog lastig vinden om te bepalen met wie zij het beste kunnen samenwerken.
Regievoering
Over de regievoering op samenwerking rondom vroegsignalering worden meestal geen afspraken gemaakt, ziet het RIVM. Hierdoor is het onduidelijk of er regievoering is en bij wie dit is belegd. Ook weten professionals niet goed wat wenselijk is ten aanzien van de regievoering. Verder blijkt uit het onderzoek dat veel professionals elkaar niet kennen en niet op de hoogte zijn van elkaars werkzaamheden. Dit belemmert effectieve samenwerking. Met name in grotere gemeenten zijn zorgverleners minder bekend met elkaars werkveld en expertise.
Wat in gemeenten ook vaak ontbreekt is een gedeeld patiënten- of cliënteninformatiesysteem. Zorg- en hulpverleners van de verschillende organisatie werken veelal met verschillende informatiesystemen. Het is hierdoor lastig om op de hoogte te blijven van elkaars werk, gebruik te maken van elkaars informatie en na te gaan welke oudere bij wie in beeld is. Gesignaleerde problemen zijn verder het gebrek aan structurele bekostiging en de verschotting in gemeenten.
Gedeelde visie
Om de samenwerking van de grond te krijgen is het volgens het RIVM van belang dat zorgverleners en organisaties die op het gebied van vroegsignalering actief zijn in een wijk of regio elkaar en elkaars expertise leren kennen. Ook helpt het als de betrokken partijen een gedeelde visie hebben op vroegsignalering en resultaat zien van de samenwerking. Verder pleit het RIVM voor het stimuleren van samenwerkingsinitiatieven van gemeenten, zorgverzekeraars en andere organisaties op het gebied van preventieve ouderenzorg.
Om te voorkomen dat organisaties langs elkaar heen werken en om de activiteiten op het gebied van vroegsignalering op elkaar af te stemmen is volgens het RIVM coördinatie op lokaal of regionaal niveau nodig. Hier ligt bijvoorbeeld een taak voor netwerkorganisaties van zorg- en welzijnsinstellingen, zoals Netwerk 100. Een centraal coördinatiepunt kan een ‘makelaarsfunctie’ vervullen en partijen met elkaar in contact brengen, wanneer samenwerking of afstemming van activiteiten wenselijk is, aldus het RIVM.