De Nationale ombudsman constateert in een onderzoek dat de toegang tot zorg wordt belemmerd doordat de verantwoordelijke overheidsinstanties nog steeds te veel vanuit hun eigen regels en kaders werken. Burgers krijgen hierdoor geen passende zorg. De ombudsman reikt drie oplossingen om de knelpunten aan te pakken, het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) gaat hiermee met betrokken instanties aan de slag.
De ombudsman wees meer dan een jaar geleden al op knelpunten die burgers ervaren als zij voor zorg aankloppen bij de overheid. Nog altijd hoort Van Zutphen regelmatig van burgers dat het hen niet of nauwelijks lukt zorg of ondersteuning te regelen. ‘Op papier lijkt het allemaal goed geregeld maar in de praktijk zijn drempels te hoog, regels te complex en vallen mensen buiten de boot.’
In het rapport ‘Zorgen voor burgers‘ constateert hij dat er sprake is van hokjesdenken bij de overheid, of potjesdenken als het gaat om de financiering. Dit blijft voor knelpunten zorgen zolang er geen flexibiliteit komt in het kijken naar benodigde zorg en geld. De ombudsman zet knelpunten op een rij die burgers ervaren. Zo is het niet altijd duidelijk bij welke instantie zij hun zorgaanvraag moeten indienen, mensen worden van het kastje naar de muur gestuurd. Instanties wijzen burgers niet op onafhankelijke cliëntondersteuning.
Geen hulp
Het duurt vaak lang voordat de zorgvrager een indicatie krijgt. De gemeente moet het binnen acht weken regelen, maar dikwijls komt het voor dat deze termijn wordt overschreden, bijvoorbeeld vanwege onzorgvuldigheid of omdat de benodigde kennis niet in huis is. In de tussentijd krijgt de burger geen hulp.
De wachttijden zijn soms heel onlogisch, aldus de ombudsman, bijvoorbeeld wanneer acuut huishoudelijke hulp nodig is bij herstel na een ongeluk. Dit leidt tot een dilemma voor thuiszorgmedewerkers. Zij komen langs om mensen na ziekenhuisopname te helpen met douchen en aankleden. Omdat de cliënt het niet zelf kan, wassen zij de vieze vaat. Maar dit valt niet onder verzorging en de tijd die ze aan huishoudelijke hulp besteden, kunnen ze nergens declareren.
De zorg aan mensen wordt niet gecontinueerd en zij ervaren bureaucratische rompslomp zoals overbodige (her)indicaties en te veel formulieren. Hierover ontvangt de ombudsman al jaren klachten, maar de knelpunten zijn nog steeds niet opgelost. ‘Dit maakt mensen wanhopig en laat het zorgstelsel ineffectiever functioneren dan nodig is.’
Toegang tot zorg
De Nationale ombudsman constateert dat het burgerperspectief in het huidige zorglandschap niet voldoende geborgd is. ‘Nog steeds blijken drempels te hoog en regels te complex. Verder is de informatieverstrekking en onafhankelijke cliëntondersteuning nog lang niet op orde.’ De knelpunten die het gevolg hiervan zijn, kunnen ertoe leiden dat het al mis gaat bij de toegang tot zorg.
Van Zutphen wijst erop dat hij niet de enige is die problemen constateert in de toegang tot zorg. De afgelopen jaren hebben diverse landelijke adviesorganen en belangenorganisaties rapporten uitgebracht over de problematiek, waaronder Ieder(in), Raad voor Volksgezondheid en Samenleving, de Raad voor het openbaar bestuur, het Sociaal en Cultureel Planbureau en recent nog de rijksinspecties.
‘Deze knelpunten zijn ingrijpend, urgent en bestaan al veel te lang. Burgers moeten terecht kunnen bij één overheid waar instanties zoveel als nodig samenwerken’, aldus de ombudsman. Volgens hem herkent en onderkent de overheid een groot deel van de knelpunten. Van Zutphen waardeert dat er hard wordt gewerkt aan maatregelen ter verbetering, maar hij vindt het wel lang duren. ‘Het is inmiddels wel duidelijk dat de hiervoor beschreven knelpunten vanwege de complexiteit in het zorgsysteem niet eenvoudig en snel zijn op te lossen.’
Gebrek aan samenwerking
Ondertussen zijn burgers hiervan de dupe, volgens de ombudsman. ‘Zij betalen in feite de prijs voor het gebrek aan samenwerking tussen de verschillende instanties binnen die ene overheid en afstemming met andere instanties, zoals huisartspraktijken en zorgverleners.’ Voorts maakt de ombudsman zich zorgen over het fragmentarisch karakter van de verbetermaatregelen die de overheid neemt: er wordt bijvoorbeeld 55 miljoen euro beschikbaar gesteld voor onafhankelijke cliëntondersteuning, zonder nog precies te weten hoe dit geld wordt besteed.
Ook is er in totaal 108 miljoen euro beschikbaar gesteld om de transformatie van de jeugdhulp in de komende jaren een impuls te geven. Daarnaast zetten gemeenten stappen in de vorm van pilots, zoals experimenten met één loket of één persoonsvolgend of integraal budget. De Nationale ombudsman waardeert al deze maatregelen en initiatieven, maar mist hiertussen een zekere samenhang. Hij is van oordeel dat de oplossing vooral te vinden is in een andere wijze van kijken naar benodigde zorg en geld en in een betere afstemming daartussen.
De ombudsman realiseert zich dat dit makkelijker is gezegd dan gedaan. Want hoewel er gesproken wordt over één zorgstelsel, bestaat dit stelsel in werkelijkheid uit verschillende stelselwetten; ieder met een eigen financierings- en bekostigingssysteem en verantwoordelijkheid. In dit gefragmenteerde zorgstelsel zoals nu gecreëerd, ligt volgens hem het begin van de verbetering in een heroriëntatie van de uitvoering ervan.
Oplossingen
Om hiertoe een aanzet te geven, stelt Van Zutphen drie oplossingen voor. Overheidsinstanties moeten integraal en multidisciplinair werken en burgers warm doorverwijzen; zij moeten zorgen voor een overbruggingsbudget in situaties waarin het niet direct duidelijk is welke zorgwet of financiering van toepassing is; en zij moeten de uitvoering centraal stellen en investeren in scholing en methodiekontwikkeling.
De ombudsman heeft deze oplossingen onlangs besproken met het ministerie van VWS, Zorgverzekeraars Nederland, de Vereniging van Nederlandse Gemeenten en de Raad voor Volksgezondheid en Samenleving. Afgesproken is dat het ministerie, de zorgverzekeraars, VNG en de RVS met de voorgestelde oplossingen aan de slag gaan. Dit najaar vraagt de Nationale ombudsman de betrokken instanties opnieuw aan tafel om te bespreken op welke wijze de uitvoering van de voorstellen tot verbetering heeft geleid.