Bredere bekendheid voor best practices, een prominentere plek voor technologie en zeggenschap in het zorgproces en meer ruimte voor deskundigheidsbevordering van het personeel, dat zijn de belangrijkste resultaten van het verbeterprogramma voor de ouderenzorg ‘Waardigheid en Trots’.
Dat blijkt uit de deelrapportage ‘Waardigheid en Trots Eindrapportage – deel 2 Ruimte voor verpleeghuizen’, dat onlangs verscheen.
Ook het achterliggende partnership-model wordt door betrokkenen positief gewaardeerd. Uitgangspunt van dit model is samenwerking op basis van gelijkwaardigheid in partnerschappen tussen VWS en de zorginstellingen. Sinds 2003 lanceerde het ministerie van VWS sinds 2003 vier van zulke partnerschapsprogramma’s met als doel de kwaliteit van zorg te verbeteren. Naast Waardigheid en Trots zijn dit Sneller Beter (2003 – 2008), In voor Zorg! (2009 – 2017) en ERAI: Experiment Regelarme Instellingen (2011 – 2016).
Verbondenheid
De meeste betrokkenen zijn zeer tevreden over de nieuwe vormen van samenwerking. Bijna alle partijen benoemen de kwaliteitsslag die is gemaakt. Ook het ministerie zegt geïnspireerd te zijn door de mooie resultaten. Die tonen zich uiteindelijk in verhoogde cliënttevredenheid tegen verminderde kosten. De deelnemende instellingen zijn verheugd dat de successen breed werden gedeeld. De mediastrategie met zichtbare betrokkenheid van bewindspersonen – denk bijvoorbeeld aan de In voor zorg!-roadshow met Martin van Rijn – wordt expliciet genoemd. “De enthousiasmerende aanpak van VWS sloot aan op wat er speelde”, concludeert NSOB-onderzoekster Andrea Frankowski. “Op allerlei niveaus – niet alleen bij bestuurders, maar ook bij projectmanagers, artsen, verpleegkundigen en verzorgenden – werd verbondenheid gezocht. Zo ontstond vertrouwen en de ruimte om mee te denken.” In de beleidsprogramma’s was een sfeer waarin deelnemers zich kwetsbaar durfden op te stellen.
Keerzijde
Toch kent deze nieuwe werkwijze ook een keerzijde, zo leert het rapport ‘Participeren in partnerships’ dat de Nederlandse School voor Openbaar Bestuur (NSOB) onlangs publiceerde. De onderzoekers bekeken meer dan 8000 documenten die VWS beschikbaar stelde – waaronder interne stukken en gespreksverslagen – en spraken met 56 betrokkenen, waaronder de ministers en staatssecretarissen sinds 2003, beleidsmakers bij VWS en bestuurders van ziekenhuizen en instellingen voor langdurige zorg of ouderenzorg.
Hiërarchie
De hiërarchische positie als wetgever en controleur dwong VWS in een dubbelrol. Die werd soms zelfs ongemakkelijk – bijvoorbeeld bij de IGJ-publicatie van de zwarte lijst met slecht presterende verpleeghuizen precies na een groot congres waarin de successen van Waardigheid en Trots werden gedeeld. “Het inspectieoptreden maakte feitelijk geen deel uit van de programma-aanpak, maar had wel degelijk effect op het verdere verloop ervan”, aldus de NSOB.
Knauw
Het gevolg was dat het vertrouwen na publicatie op 5 juli 2016 een knauw kreeg, zo zegt de woordvoerder op het ministerie, maar niet zodanig dat de partners tegenover elkaar kwamen te staan. Het traject Waardigheid en Trots kon daarom gewoon doorgaan. Op die bewuste dag bracht de IGJ (toen nog IGZ) een lijst uit met instellingen die onder toezicht werden gesteld omdat de ouderenzorg onder de maat was. De zwarte lijst kwam een dag na een Waardigheid en Trots-congres waarop 150 deelnemers lieten zien wat de opbrengsten waren van een jaar samenwerken aan de verbetering van de kwaliteit van de verpleegzorg.
Banden herstellen
“Het heeft tijd en energie gekost om de banden weer te herstellen”, zo concludeert onderzoekster Frankowski achteraf. Het incident is tekenend voor waar het schuurt in de verbeterprogramma’s van VWS, zo is te lezen in Participeren in partnerships: ‘Instellingen zijn soms teleurgesteld over de monitoring en afrekening op basis van resultaten, bijvoorbeeld bij Sneller Beter en Waardigheid en Trots. Deels binnen, deels buiten – en dus parallel aan – de programma’s is er telkens ook een stevige rol voor de inspectie om resultaten inzichtelijk te maken.’ Het lijkt de keerzijde van de filosofie achter de verbeterprogramma’s aan de hand van voorbeelden met goede resultaten. Maar VWS heeft geen alternatief dan prudent om te gaan met deze spagaat, denkt Andrea Frankowski. “Het ministerie wordt zelf ook afgerekend op doelmatigheid en rechtmatigheid, bijvoorbeeld door de Algemene Rekenkamer en via de politiek door ons allemaal.”
Buitensluiten
Ook werden niet alle partijen betrokken bij de partnerships. “Enerzijds hadden de verbeterprogramma’s een vrijwillig karakter. Dat heeft als kenmerk dat zo een ‘coalition of the willing’ ontstaat van partijen die nut en noodzaak zien”, legt Andrea Frankowski uit. Tegelijkertijd werd vanuit de beleidsprogramma’s bepaald wie er mee mochten doen. Zo werden bijvoorbeeld bij In voor Zorg! deelnemers beoordeeld op hun Plan van Aanpak. Het gevolg was dat bepaalde partijen – bewust of onbewust – werden buitengesloten of overgeslagen, aldus de NSOB, zoals brancheorganisaties, sectororganisaties of ondersteunende organisaties.
Dat leverde ook praktische problemen op. Zo bleek tijdens ERAI dat het wegnemen van regeldruk bij zorginstellingen leidde tot extra werkdruk bij derde partijen, met name bij indicatiestellers en zorgkantoren. Bovendien bleek het zomaar schrappen van regels niet altijd mogelijk en wist VWS ook niet hoe dit op te lossen. Maar een betrokkene bij het ministerie wijst ook op ERAI-projecten die succesvol waren, zoals in de wijkverpleging, waar professionals nu zelf indiceren waardoor de wachttijden drastisch zijn verkort.