Het participatiemodel is geen reëel alternatief voor het huidige loondienst- of samenwerkingsmodel in de medisch-specialistische zorg. Volgens de NZa kent het model, waarin medisch-specialisten mede-eigenaar van het ziekenhuis worden, te veel onduidelijkheden en onzekerheden. Ook is het juridisch gezien erg complex.
Eén en ander komt naar voren uit de derde Monitor Integrale bekostiging medisch-specialistische zorg. Toenmalig minister Schippers van VWS hoopte dat de integrale tarieven er toe zouden leiden dat medisch-specialisten zouden kiezen tussen loondienst of risicodragende participatie. Die verwachting is niet uitgekomen. De meerderheid van de ziekenhuizen werkt vanuit een zogeheten samenwerkingsmodel waarbij specialisten zich hebben verenigd in een medisch specialistisch bedrijf (msb) dat samenwerkt met het ziekenhuis.
Inhoud
Critici vreesden dat de msb’s daarmee de ziekenhuizen zouden overnemen, met mogelijk negatieve effecten voor de toegankelijkheid en betaalbaarheid van de medisch-specialistische zorg. Die vrees is onterecht gebleken, constateert de NZa. “De invoering van integrale bekostiging heeft niet geleid tot een verslechtering van de toegankelijkheid of betaalbaarheid van de zorg”, aldus de NZa. Ook van een stijging van het honorarium is geen sprake. Bovendien; waar de msb’s aanvankelijk sterk gericht waren op het behoud van het fiscaal ondernemerschap van artsen en hun onafhankelijkheid ten opzichte van het ziekenhuis, zijn ze zich gaandeweg steeds meer gaan concentreren op zorginhoudelijke en beleidsmatige zaken.
Positief
Een positieve ontwikkeling, aldus de NZa. Als voorbeelden noemt de NZa gezamenlijke afspraken over kwaliteit in relatie tot het honorarium, kostenreductie en productievolume. De NZa is ook positief over het gezamenlijk ervaren verantwoordelijkheidsgevoel en een toegenomen gelijkgerichtheid van belangen. Volgens de NZa is er in de meeste ziekenhuizen dan ook een gezonde basis aanwezig voor een vruchtbare samenwerking tussen msb- en ziekenhuisbestuur.
Andere kijk
Dit let onverlet dat medisch-specialisten en bestuurders een andere kijk hebben op de samenwerking en de resultaten die hieruit voortvloeien. Msb’s hebben een positiever beeld hebben van de invoering van integrale tarieven dan de ziekenhuizen. Ruim acht van de tien msb’s (83 procent) is van mening dat integrale tarieven hebben bijgedragen aan het ‘bevorderen gelijkgerichtheid van belangen’ tegen de helft van de bestuurders (48 procent).
Aandachtspunt
Op grond van dit alles vindt de NZa dat de huidige samenwerking tussen msb’s en ziekenhuizen de kans moet krijgen om zich verder door te ontwikkelen. Ook de jaarlijkse monitoring van de gevolgen van de invoering van integrale tarieven is -gezien het grote tijdbeslag voor alle partijen- wat de NZa betreft niet langer noodzakelijk. Wel wil de NZa extra aandacht voor een efficiëntere inzet van mensen en middelen. “Uit deze monitor blijkt dat de invoering van het integraal tarief (nog) niet heeft geleid tot substantiële verbeteringen op het gebied van het slimmer en doelmatiger inrichten van de zorg, dichtbij of rondom de patiënt en met de inzet van de juiste mensen. Dit is een belangrijke constatering, omdat de urgentie van het leveren van de juiste zorg op de juiste plek juist toeneemt. Er is dus meer nodig. Omdat er in het bestuurlijk akkoord vanuit wordt gegaan dat de maatregelen om deze kabinetsdoelstelling te bereiken op lokaal niveau verder moeten worden ingevuld, acht de NZa het van belang dat de overheid op dit punt nadrukkelijk de vinger aan de pols houdt en zo nodig bijstuurt.”