Journal Inside 35824_067_010 (2015) Publikationsname / Publikationsnummer / E-Tag TT.MM.JJJJ (optional)
In de geestelijke gezondheidszorg zitten nog vele knelpunten in de zorgketen. Patiënten worden verkeerd doorverwezen, de uitstroom duurt te lang en de nazorg is niet goed geregeld. Op die knelpunten ontstaan wachttijden. Dat beeld schetst een analyse van KPMG van de inzet van regionale taskforces die sinds oktober 2017 de aanpak van wachttijden ondersteunen.
In de zomer van 2017 hebben zorgaanbieders, zorgverzekeraars en het ministerie van VWS afspraken gemaakt om de wachttijden in de ggz terug te dringen. Onderdeel daarvan was de vorming van regionale taskforces, waarin relevante partijen in een regio bijeenkomen om knelpunten op te lossen. Uit een rapportage van de landelijke stuurgroep bleek onlangs dat die regionale aanpak vorm begint te krijgen. KPMG Health heeft de opstart van de taskforces begeleid en komt na anderhalf jaar met een analyse.
Uit de analyse blijkt dat er nog veel knelpunten zijn waar patiënten vastlopen en waar wachttijden ontstaan. De belangrijkste knelpunten zitten op de schakels van de zorgketen, wanneer patiënten doorverwezen worden van de huisarts naar de basis ggz, van basis ggz naar specialistische ggz moeten of vanuit de ggz weer naar huis.
Verwijzing
Om te beginnen wordt er onvoldoende ingezet op de preventie van ggz-problematiek. Er zijn nauwelijks mogelijkheden tot preventie, er zijn geen financiële middelen voor, maar het is ook niet duidelijk wie preventie op zich zou moeten nemen Vervolgens is er onder meer bij huisartsen onvoldoende kennis van en ervaring met ggz problemen om deze te signaleren en hebben ook zij niet de middelen om dit goed te doen.
In de eerste lijn is er volgens KPMG onvoldoende inzicht in het aanbod, de capaciteit en de wachttijden van verschillende aanbieders in de regio, ook als er bij huisartsen een speciale praktijkondersteuner voor ggz zit. Het komt daardoor nog vaak voor dat patiënten verkeerd worden verwezen.
Uitstroom
Verderop in de keten ontstaan wachttijden bij de instroom naar zorg omdat er aan de andere kant onvoldoende uitstroom is. Dat komt volgens KPMG omdat zorgverleners de behandeling later afsluiten dan noodzakelijk. Professionals durven hun patiënten niet los te laten, omdat ze weten dat die niet makkelijk weer terecht kunnen als het toch misgaat. Er is vaak ook geen aansluiting met andere voorzieningen, zoals beschermd wonen, door gebrek aan capaciteit bij deze voorzieningen, er is geen vertrouwen in het professionele vangnet of er is geen sociaal vangnet voor de cliënt.
Het nazorgtraject wordt door KPMG beschreven als suboptimaal. Tijdens de behandeling en aan het einde daarvan wordt onvoldoende samengewerkt met andere partijen, zoals huisarts, sociaal domein en maatschappelijke ondersteuning. Er is geen ‘warme overdracht’ en er zijn überhaupt nog onvoldoende geschikte mogelijkheden om informatie over de cliënt in de keten of het netwerk te delen. De mogelijkheden die er zijn worden onvoldoende benut.
Succesfactoren
Uit deze eerste anderhalf jaar zijn behalve knelpunten ook succesfactoren voor regionale taskforces te benoemen. Zo helpt het als de partijen in de regio het gevoel hebben dat de wachttijden een gezamenlijk probleem zijn en dat ze met juiste mensen aan tafel zitten om het op te lossen. Ook is een actiegerichte houding van de mensen aan tafel bevorderlijk. De groep moet het idee hebben dat iedereen (binnen de eigen mogelijkheden) een steentje wil bijdragen aan de oplossingen. Tot slot is het van belang dat er vertrouwen is tussen de partijen aan tafel en waar nodig doorzettingsmacht. Zolang dit niet aanwezig is kan er oneindig gepraat worden, maar komt er geen actie, aldus KPMG.