De verantwoording van zorguitgaven is zo complex dat het niet haalbaar is om het proces te versnellen. Nu duurt het tweeënhalf jaar voordat definitief kan worden vastgesteld wat de zorguitgaven in een bepaald jaar waren. Voorstellen van het ministerie van VWS om dit proces te versnellen gaan ten koste van de nauwkeurigheid van de berekening. Dat blijkt uit een onderzoek van bureau PricewaterhouseCoopers (PwC) in opdracht van VWS.
De informatie over de zorguitgaven is gebaseerd op de gegevens van zorgverzekeraars. Die hebben te maken met relatief lange doorlooptijden van dbc’s, lange declaratietermijnen, afrekening van contractafspraken en na-effecten van controles. De lange doorlooptijd speelt in het bijzonder in de geestelijke gezondheidszorg (ggz) en de medisch specialistische zorg (msz). Het gevolg is dat de zorguitgaven pas tweeënhalf jaar na afloop van het jaar definitief zijn.
Dit heeft gevolgen voor de mate waarin zorgbudgetten de ontwikkelingen in de zorg kunnen volgen, maar ook voor nauwkeurigheid waarmee de premie voor de basiszorgverzekering voor het volgende jaar kan worden vastgesteld. Beiden worden nu gebaseerd op ramingen van de uitgaven van zorgverzekeraars aan de zorg en de ramingen kunnen met tientallen miljoenen afwijken van de werkelijkheid. Voor burgers betekent het bovendien dat ze nog tot tweeënhalf jaar na een behandeling een rekening kunnen krijgen.
Transparantie en Tijdigheid
Om te onderzoeken of dit anders kan is de commissie Transparantie en Tijdigheid in het leven geroepen. Die schreef in 2017 dat zowel de verantwoording van zorguitgaven door met name ziekenhuizen als de verantwoording door de minister van VWS naar de Tweede Kamer sneller moesten.
Sindsdien heeft de commissie verschillende aanbevelingen gedaan, waaronder het verminderen van de regel- en lastendruk bij zorgaanbieders en zorgverzekeraars, standaardisatie van de uitwisseling van gegevens, vrijwillige afspraken over onderhanden werk, horizontaal toezicht, het verkorten van dbc-doorlooptijden en het loskoppelen van dbc’s en het eigen risico. Ook deed de commissie voorstellen om de zogeheten risicoverevening te verkorten.
Risicoverevening
Bij het proces van risicoverevening wordt bepaald in welke mate zorgverzekeraars moeten worden gecompenseerd voor de samenstelling van hun leden bestanden. Sommige leden gebruiken meer zorg dan andere. Met name dit proces, het vaststellen van de risicoverevening, zou sneller moeten, vond ook VWS. Het ministerie deed zelf onderzoek naar manieren om dit te bewerkstelligen.
Uit het onderzoek van VWS zijn twee mogelijke varianten naar voren gekomen. Vervolgens is de haalbaarheid van deze twee varianten nader onderzocht door PricewaterhouseCoopers (PwC). Een van de voorstellen kwam overeen met een voorstel van de Commissie Transparantie en Tijdigheid. Beide varianten zijn gebaseerd op het verminderen van het aantal kaskwartalen, van twaalf naar acht of negen.
Daadwerkelijke kosten
De conclusie van het onderzoek van PwC is dat verkorting van het risicovereveningsprocent in beide varianten momenteel niet haalbaar is, omdat niet wordt voldaan aan alle gestelde randvoorwaarden. Voorwaarden zijn onder meer dat alle gegevens juiste en volledig zijn, intern en extern gecontroleerd zijn en dat het de daadwerkelijk gedeclareerde kosten zijn en geen schattingen. De voordelen van verkorting wegen niet op tegen de nadelen van beide varianten, concludeert PwC.
Volgens minister Bruins, die het rapport deze week naar de Tweede Kamer stuurt is, is het onderzoek ook door Zorgverzekeraars Nederland (ZN) besproken met de financieel deskundigen van de vereniging. “Deze deskundigen onderschreven de conclusie uit het onderzoek dat verkorting op basis van variant I of II uit het onderzoek op dit moment nog niet gewenst is”, schrijft Bruins in de begeleidende brief.
Doorlooptijd ggz
Een belangrijke bottleneck blijkt de doorlooptijd van dbc’s in de ggz. Die kan tot 365 dagen zijn. “Het onderzoek laat zien dat de verkorting van de risicoverevening in de toekomst alleen mogelijk is als de doorlooptijd van de dbc-declaraties voor de ggz wordt verkort”, schrijft Bruins. “Het onderzoek heeft geleerd dat deze dbc-declaraties bij voorkeur een maximale doorlooptijd van 120 dagen (gelijk aan de doorlooptijd van de dbc-declaraties van de msz), tot maximaal driekwart jaar hebben.”
Op dit moment werkt de NZa aan een advies over een nieuwe bekostiging voor de ggz. De NZa bekijkt hierbij ook hoe een versnelling van declaratiemogelijkheden en informatievoorziening over zorgkosten en gebruik kan worden gerealiseerd. De verwachting is dat de NZa dat advies dit voorjaar oplevert, aldus de minister.