Op 15 mei begin ik in een nieuwe baan op het ministerie van Financiën, als directeur-generaal voor Fiscale Zaken. Ik neem dan afscheid van Zorgverzekeraars Nederland, maar ook van de zorg. In een periode van ruim 16 jaar ben ik, vanuit vier verschillende functies, nauw betrokken geweest bij de financiering van de zorgsector en bij de ontwikkeling van het zorgstelsel. Die betrokkenheid stopt niet volledig – al is het alleen maar omdat er ook nog wel paar fiscale aspecten aan de zorg kleven – maar niettemin: een mooi moment om terug te blikken én eens wat verder vooruit te kijken.
Bij die terugblik past verwondering – maar allereerst bewondering. Ik heb geen medische achtergrond, en daarom des te meer respect voor het werk dat artsen, verpleegkundigen en alle andere beroepsbeoefenaren dagelijks verrichten. Bewondering ook voor de geweldige prestaties van de Nederlandse zorg in internationaal perspectief: kwalitatief goed, voor iedereen toegankelijk en betaalbaar, met een breed verzekerd pakket in de curatieve én langdurige zorg. Met alles wat nog beter kan, ben ik er trots op dat ik eerst vanuit het ministerie van Financiën, vervolgens vanuit VWS en de laatste zeven jaar vanuit ZN een bescheiden bijdrage heb kunnen leveren aan de goede werking van dit stelsel.
Maar er is ook reden tot verwondering. Voor een relatieve buitenstaander is de zorgsector een gesloten bastion, met eigen regels en een eigen logica, dat zich weinig gelegen laat liggen aan de rest van de samenleving. Een veelzeggende boektitel luidt : “Alles is anders in de zorg” – en zo is het precies. Discussies over geld en de noodzaak tot het maken van keuzes? Nee, we moeten gewoon afscheid nemen van het ‘schaarste-paradigma’. Inzicht geven in geven in wat je doet en wat het oplevert? Ach, dat zijn maar administratieve lasten die afleiden van de zorgverlening en bovendien de privacy in gevaar brengen. De patiënt zelf laten meebeslissen? Dat leidt maar tot gevaarlijke toestanden, en bovendien kan en wil die patiënt dat helemaal niet.
Ik chargeer, maar niet al te erg. Alle bovenstaande argumenten heb ik de afgelopen zestien jaar langs zien komen, en nog meer. Maar deze voorbeelden maken meteen duidelijk dat de zorg wel degelijk verandert. Artsen nemen nu zelf het initiatief om te komen tot gepaste zorg: duur als het moet, goedkoop waar het kan. In de medisch-specialistische zorg zijn de afgelopen jaren reuzenstappen gezet in het registreren en vergelijkbaar maken van de kwaliteit van behandelingen, en andere sectoren volgen. En de patiënt komt op alle mogelijke manieren steeds meer in de rol van meebeslisser en regievoerder, daarbij ondersteund door interactieve technologie én behandelaars die zich graag klantgericht opstellen.
Hoe gaat het verder? Het is onvermijdelijk dat de zorg zich de komende jaren verder ontwikkelt tot een ‘normale’ maatschappelijke sector. De strikte afbakening tussen de ‘patiënt’ – lijdend voorwerp in het zorgstelsel – en ‘gezond’ gaat verdwijnen: gezond is immers alleen diegene die nog niet goed genoeg onderzocht is, en Apple, Google en Philips gaan ervoor zorgen dat dat niet meer voorkomt. Elke burger wordt dan niet zozeer patiënt, maar gezondheidsconsument, die kiest welke begeleiding hij nodig heeft bij het maken van keuzes over zijn gezondheid. Dat heeft grote consequenties voor de huidige organisatie van de zorg.
Natuurlijk, er zullen ziekenhuizen blijven bestaan, en verpleeghuizen, en psychiatrische klinieken. Er zullen ook dokters en verpleegkundigen nodig blijven, maar vaak in een heel andere rol – en anders opgeleid – dan nu het geval is. Of de huisarts en de apotheker blijven bestaan? Ik betwijfel het – ervaringen uit andere sectoren (de banken, de reisindustrie, de retail) laten zien dat met de opkomst van het internet de generieke eerste lijn en fysieke loketfuncties onder druk komen en zich verplaatsen naar online dienstverlening. Met andere woorden, mensen zullen zichzelf met behulp van allerlei slimme apparaten continu gaan monitoren en vragen delen in online netwerken – met wellicht een beperkte rol voor de professionele zorgverlener op de achtergrond. Overigens zal ook de zorgverzekeraar zichzelf dan opnieuw moeten uitvinden – die ontleent zijn bestaansgrond immers aan de huidige afbakening van (collectief te verzekeren en verzekerbare) zorg.
Toekomstmuziek? Zeker: de zorg blijkt keer op keer verrassend veranderingsbestendig. Het gaat, voor alle helderheid, ook zeker niet alleen maar om veranderingen ten goede, en het is nog zeer onzeker hoe de toekomstige organisatie van de zorg er precies komt uit te zien. Maar zeker is dat we afscheid zullen nemen van de zorg zoals we die nu kennen. Ik zal het, ook vanuit mijn nieuwe functie, met heel veel belangstelling gaan volgen.
Pieter Hasekamp