Bij het woord akkoorden, denken we gelijk aan een regeerakkoord. Dat heeft het huidige kabinet ook inderdaad in elkaar gezet. Maar omdat het allemaal zo moeilijk ligt in de Eerste Kamer heeft het kabinet nadien, in het voorjaar van 2013, nog een veelvoud aan akkoorden in elkaar getimmerd.
Zo is er een Woonakkoord gekomen boven op de afspraken in het regeerakkoord. Dit Woonakkoord is niet met het maatschappelijke veld onderhandeld, maar alleen met een paar kleine oppositie partijen om een meerderheid in de Eerste Kamer te bewerkstelligen. De ironie wil dat dit akkoord alleen maar meer geld kost ten opzichte van het regeerakkoord. Zo kan iedereen wel een compromis sluiten.
Vervolgens heeft het kabinet een Sociaal Akkoord gesloten. Dit keer wel met sociale partners uit de polder. Dat akkoord moet de acceptatie van het beleid in de Eerste Kamer vergemakkelijken omdat het steunt op een vermeende breed maatschappelijk draagvlak. Ook dit akkoord kost alleen maar extra geld. Via dit akkoord worden de ingrepen in de WW weer terug gedraaid en de hervorming van het ontslagrecht wordt uitgesteld
Het Sociaal Akkoord werd gevolgd door een Energieakkoord. Deze afspraken zijn niet zo erg afwijkend van die in het regeerakkoord. Dit akkoord is tot stand gekomen door vrijwel alle partijen uit het veld hierbij te betrekken. Het een en ander moet nog worden uitgewerkt en de financiële gevolgen zijn ook nog niet bekend.
Tenslotte het Zorgakkoord. In de Zorgsector lust men wel pap van dit soort akkoorden. Er was in het vorige kabinet al een Zorgakkoord in elkaar getimmerd, waarbij voor de curatieve sector een plafond werd ingesteld met een toegestane uitgavengroei van 2 procent en compensatie voor de inflatie. Op zich al een tamelijk luxe akkoord. Het werd wel met veel bombarie naar buiten gebracht als een forse ingreep van de toenmalige minister. Voor de AWBZ werden er concretere maatregelen bedacht zoals hogere inkomenseisen en beperkingen in de residentiële zorg.
Onduidelijke gevolgen
Zoals gezegd kwam er wederom een zorgakkoord, deel 2, dat voor de curatieve sector de groei beperkt tot 1.5 procent en voor 2015, al weer verder weg, tot 1 procent. Daarnaast werd er ook een akkoord over de AWBZ gesloten, ook een deel 2 zullen we maar zeggen, waarin een aantal maatregelen van het eerste deel weer werden verzacht. Om de gevolgen hiervan te compenseren werd er afgesproken om de kosten van de werknemers in de zorg te matigen via het wegnemen van bonussen en financiële extra’s in de jaren tot 2017. Dat is ook al weer verder weg, zelfs voorbij deze kabinetsperiode. De financiële gevolgen van dit keukentafelakkoord over de AWBZ zijn nog volstrekt onduidelijk.
Het akkoord over de curatieve sector levert wel geld op: 1 miljard ten opzichte van het nogal luxe regeerakkoord van 2 procent toegestane groei. Wellicht overbodig om op te merken is dat deze zorgakkoorden allemaal in de warme nestgeur van alle betrokken veldpartijen tot stand zijn gekomen.
Opvallend
Kijken we naar deze akkoorden brei, dan vallen enkele dingen op. De durf om te bezuinigen en te hervormen op eigen kracht ontbreekt bij het kabinet. Men zoekt en vindt bij verschillende constructies naarstig en welhaast angstig naar draagvlakken. Er is kennelijk onvoldoende vertrouwen in het eigen beleid om de aanpak van de door iedereen erkende crisis politiek geaccepteerd te krijgen. Daarbij komt nog een ander facet naar voren. Door het sluiten van akkoorden ontloopt het kabinet een duidelijke eigen verantwoordelijkheid om zelf de noodzakelijke maatregelen te nemen en te hervormen. Alles wordt onder de noemer van het crisisbeleid in de gehaktmolen van het maatschappelijke middenveld gestopt. Een middenveld dat altijd gekenmerkt wordt door het hanteren van de eigen agenda en het bedienen van het eigen belang. Compromissen zonder heldere maatregelen van de zijde van het kabinet komen dit brede middenveld goed van pas.
Generiek ingrijpen
Hoe werkt het namelijk? Laten we het zorgakkoord nemen voor de curatieve sector. Eerst een luxe akkoord waar iedereen zich in kan vinden, lekker groeien en pas als we de groei overstijgen, dan grijpt de minister generiek in. En dat gebeurt dan allemaal twee tot drie jaar later als we de definitieve cijfers hebben. Wie dan leeft wie dan zorgt! Nadien een akkoord met mindere groei, maar nog altijd een groei en wederom geen specifieke maatregelen. Pas als de norm wordt overschreden dan dreigt de minister weer met een ingreep. Dat verhaal kent het zorgveld wel. We zien wel. Het veld zegt: Akela we doen ons best, en de Akela dreigt met een maatregel als we niet ons best doen. En dan zijn we weer een paar jaar verder. Ondertussen wordt ook dit akkoord weer bejubeld als een staaltje van moedig beleid. Voor zowel de minister als voor het veld is echter de kou uit de lucht. Er is weer een paar jaar gewonnen en het volledige ongewisse resultaat mag wederom in de boekhouding als bezuiniging. Haha iedereen blij!
Rob Scheerder
Health Columnist