Al 20.000 voormalig zorgmedewerkers hebben zich aangemeld om zich in te zetten voor de strijd tegen het coronavirus. Dat is hartverwarmend en het is bovendien ook heel hard nodig. Hun inzet kan levens redden in de huidige noodsituatie. Maar de versoepeling van de regels die ervoor zorgt dat ze kúnnen worden ingezet, stemt ook tot nadenken. Wat kunnen we hier voor de toekomst van leren?
De beroepsorganisaties van artsen en verpleegkundigen waren stellig: “De druk op de overbelaste zorg is inmiddels zo hoog dat tijdens de coronacrisis soepeler moet worden omgegaan met de Wet BIG”. Oud-minister Bruins was gevoelig voor hun noodkreet. Voormalig verpleegkundigen en artsen van wie de registratie in het BIG-register na 1 januari 2018 was verlopen, mochten bij uitzondering weer aan de slag in de zorg. Zonder dat ze zich opnieuw in het register hoefden te laten inschrijven. Ook werd de herregistratieverplichting voor alle artikel 3 Wet BIG-beroepsbeoefenaren opgeschort.
Terug naar het oude?
Een tijdelijke situatie, stelde de minister, en de IGJ en artsenorganisatie KNMG met hem. Na de crisis alles weer terug naar het oude dus. Maar moeten we dat wel willen, is het wel reëel? De personeelstekorten in de zorg waren ook voor de coronacrisis al nijpend en zullen dat daarna blijven. In die crisis wordt het bestaande zorgpersoneel zwaar overbelast, wie weet hoe lang nog. Veel medewerkers die in deeltijd werken, werken nu bijvoorbeeld (meer dan) voltijd, terwijl ze thuis een (jong) gezin hebben. Dat doet iets met mensen die hun ziel en zaligheid aan de zorg geven. En het verdient een structurele herijking van de registratieregels van de Wet BIG. De Raad adviseerde dit eerder al in zijn advies De B van Bekwaam. Naar een toekomstbestendige wet BIG. Deze crisis biedt een kans om hier serieus over na te denken.
De B van Bekwaam
Hoe waardevol zou het zijn als we de niet-praktiserende artsen, verpleegkundigen en andere zorgmedewerkers die zich nu hebben gemeld ook na de coronacrisis kunnen behouden voor de samenleving. En als we dit aantrekkelijk maken voor ze door de bekwaamheden te erkennen die ze – naast of bovenop hun basis beroepskennis – opdoen door hun werk in deze crisis. Precies in lijn met ons advies om de nieuwe kennis en vaardigheden die zij nu opdoen – en die hun basis beroepskennis ontstijgen – te erkennen, door hiervan aantekening te doen in een persoonlijk portfolio van bekwaamheden. Dit sluit ook aan bij alle initiatieven om een leven lang ontwikkelen te stimuleren.
Dit zou voor veel niet- of niet-voltijd praktiserende zorgverleners de drempel verlagen om in de zorg te blijven werken. Het zou bovendien goed aansluiten op de moderne tijd, waarin bestaande kennis snel veroudert en de hoeveelheid nieuwe kennis exponentieel toeneemt. Hierop kan effectief worden ingespeeld door de scholingseis in het kader van herregistratie toe te spitsen op essentiële medische kennis. De zaken dus waarvan elke arts of verpleegkundige kennis moet hebben, ongeacht diens specialisme. Handelen in noodsituaties bijvoorbeeld en alarmsignalen bij patiënten herkennen. Geen feiten uit het hoofd blijven leren, maar focussen op de essentiële praktische medische kennis die nodig is om bekwaam te blijven voor de beroepsuitoefening. Dit motiveert mensen om die kennis op peil te houden en aan het werk te blijven. Als deze crisis achter de rug is, is een debat om het potentieel van deze aanpak te verkennen waardevol.
Bas Leerink , bestuursvoorzitter Medisch Spectrum Twente en lid Raad voor de Volksgezondheid en Samenwerking (RVS)
Marina de Lint, jurist gespecialiseerd in gezondheidszorg en senior adviseur kwaliteit bij RVS