Per 1 augustus 2019 treedt de zogenaamde wet ‘gedeeltelijk verbod op gezichtsbedekkende kleding’ in werking. Hierdoor wordt het verboden om op bepaalde locaties gezichtsbedekkende kleding te dragen, zoals een boerka of een helm. Wat houdt het verbod in en wat is de sanctie?
De overheid benadrukt dat iedereen zelf mag weten welke kleren hij of zij aandoet, maar dat op bepaalde locaties dit recht wordt beperkt, als het noodzakelijk is om elkaar te kunnen aankijken en te herkennen. Vanaf 1 augustus 2019 geldt een verbod om gezichtsbedekkende kleding te dragen in de gebouwen van de overheid, de zorg, het onderwijs en in het openbaar vervoer. Dat houdt in dat een medewerker van die locatie personen met gezichtsbedekkende kleding kan verzoeken om die kleding af te doen of de locatie te verlaten. Als dat niet gebeurt, kan de politie worden gebeld en kan de persoon die de gezichtsbedekkende kleding draagt een boete worden opgelegd van 150 euro. De mogelijkheid om een plaatsvervangende taakstraf op te leggen, is niet mogelijk gezien de hoogte van de boete.
Onder gezichtsbedekkende kleding wordt verstaan die kleding waardoor het gezicht volledig wordt bedekt en onherkenbaar is gemaakt, of waardoor alleen de ogen zichtbaar zijn. De enige uitzondering op dit verbod is als het dragen van dat soort kleding nodig is voor de beoefening van een sport, het werk of bij evenementen en feesten. Een chirurg die voor de hygiëne gezichtsbedekkende kleding draagt hoeft dus geen boete te vrezen.
In de volksmond wordt dit verbod ook wel het ‘boerkaverbod’ genoemd. Deze benaming wekt ten onrechte de indruk dat alleen boerka’s onder dit verbod vallen; het ziet op alle gevallen van gezichtsbedekkende kleding. Als bijvoorbeeld een bezoeker bij een apotheek binnenkomt met een integraalhelm op, dan geldt het verbod ook voor deze bezoeker.
Het verbod in de zorg
In de zorg geldt nu al een identificatieplicht in het kader waarvan een identificatie mogelijk moet zijn. In aanvulling hierop wordt nu dus ook een verbod op gezichtsbedekkende kleding ingevoerd. Het verbod gaat ook gelden in ruimtes waar zorg wordt verleend, zoals in ziekenhuizen en apotheken.
Het verbod gaat gelden voor gebouwen en terreinen van zorginstellingen waar zorgverleners zorg, jeugdhulp of jeugdgezondheidszorg verlenen vanuit Zorgverzekeringswet (Zvw), Wet langdurige zorg (Wlz) of Jeugdwet. Ook gaat het verbod gelden daar waar het Rijksvaccinatieprogramma zal worden uitgevoerd.
Uitzonderingen op het verbod in de zorg
Er zijn uitzonderingen op dit verbod in de zorg. Het gaat dan om een gebouw of een erf waar uitsluitend particulier gefinancierde zorg wordt verleend.
In instellingen die verblijf voor onbepaalde tijd aanbieden, geldt het verbod niet voor kleding die door cliënten, patiënten of hun bezoekers wordt gedragen:
– in de delen van het gebouw waar de cliënten verblijven/wonen;
– in niet-residentiele delen van deze instelling die door het bevoegd gezag van de zorginstelling zijn uitgezonderd van het verbod. Dit kunnen de delen van het gebouw en het erf zijn waar cliënten, patiënten of hun bezoekers vaak (langs) komen.
Het is daarom voor organisaties die hieronder vallen van groot belang om duidelijk aan te geven waar het verbod geldt en waar niet, en voor wie het geldt. Het verschil tussen residentiel en niet-residentiele ruimtes, is daarbij dus van groot belang om aan bewoners en bezoekers uit te leggen en ook waar het verbod is uitgezonderd in de niet-residentiele ruimtes.
Wat wordt er van de zorginstellingen verwacht? Verwacht wordt dat zorginstellingen hun personeel en cliënten goed informeren over wat deze wet nu precies inhoudt, waar het verbod geldt en hoe de medewerkers dienen te handelen als er een overtreding plaatsvindt.
De wet in de praktijk
Uit opiniepeilingen onder burgers blijkt dat een overgrote meerderheid vóór het verbod is. Uit reacties van diverse instellingen die met het verbod te maken krijgen, blijkt echter dat veel organisaties het verbod niet zien zitten omdat zij degene zijn die zullen moeten handhaven in de praktijk. Ook geven veel organisaties aan dat gezien de tekst van het verbod (met name het woord ‘kan’), er nog veel ruimte is voor organisaties om zelf in te schatten wanneer een persoon wordt verzocht bepaalde gezichtsbedekkende kleding af te doen.
Zo hebben al meerdere ziekenhuizen, waaronder het Albert Schweizer ziekenhuis en het Erasmus MC, laten weten voorlopig niet over te gaan tot handhaving. Ook organisaties als de koepelorganisatie van academische ziekenhuizen, de NFU, en de artsenfederatie KNMG, hebben zich uitgesproken tegen het verbod. Daarbij is aangegeven dat de situatie zelf bepalend is. Als bijvoorbeeld een vrouw met een nikab een zwaargewond kind bij een eerste hulp afdeling binnen brengt en directe hulp geboden is, zal er geen discussie worden gevoerd over het dragen van de nikab. De zorginstellingen zijn vooral bang dat door de invoering van het verbod het kan zijn dat bepaalde personen zorg gaan mijden.
De kabinetspartijen VVD en CDA hebben daar in de media al op gereageerd door aan te geven dat er wel degelijk gehandhaafd zal moeten worden. Daartegenover zijn er al partijen die hebben aangegeven eventuele opgelegde boetes te gaan betalen. Zo heeft politieke partij NIDA (2 zetels in de Rotterdamse gemeenteraad) een apart rekeningnummer geopend waar burgers geld op kunnen storten, dat gebruikt zal worden voor het betalen van boetes.
Advocaat Eldermans|Geerts