Met veel bombarie is de strijdbijl tussen de minister en de huisartsen begraven. De korting op de huisartsentarieven is van de baan en de weg is weer vrij om de rol van de huisarts in allerlei ketens verder te ontwikkelen.
In het convenant krijgen de spoedeisende hulp, de ggz en het doelmatig voorschrijven speciale aandacht. De nadruk wordt gelegd op de zorg in de buurt en zelfmanagement.
Zorg in de buurt
LHV en VWS constateren dat “zorg in de buurt uitgaat van het principe dat zorg daar plaatsvindt, waar deze het meest doelmatig tegen de beste kwaliteit kan worden geleverd. Dat zelfmanagement wordt ingezet waar mogelijk, dat professionele zorg begint bij de eerste lijn en dat wanneer dat onvoldoende blijkt de tweede lijn wordt ingeschakeld.” Vooral integrale zorg voor mensen met chronische aandoeningen staat hoog in het vaandel.
Samenwerking eerste lijn
Dit klinkt goed en dit juichen we als patiëntenbeweging dan ook toe. Maar over de uitwerking ben ik minder enthousiast. Als ik naar buurtgerichte zorg kijk, denk ik eerder aan de samenwerking van de huisartsen op het gebied van de care. Gelukkig wordt er extra ruimte geschapen voor ggz-problematiek door het stimuleren van de POH-GGZ. Om goede buurtgerichte zorg te realiseren, denk ik meer aan een goede samenwerking met de thuiszorg, met het welzijn en de gemeenten, dan aan het ziekenhuis. (Al snap ik natuurlijk best dat de minister de ziekenhuiskosten wil terugdringen). Hierover lees ik geen woord in het convenant.
Zelfmanagement patiënt
De nadruk op sterke inzet op zelfmanagement juichen we natuurlijk toe. De toon in het convenant klinkt alsof de huisartsen de patiënten daartoe moeten gaan dwingen. Onze ervaring is vaak anders. Veel gebruikers van zorg moeten vechten om de eigen regie te houden over hun leven. Om te mogen kiezen waar ze hun vaak beperkte energie voor willen gebruiken. Ze lopen nog vaak tegen hulpverleners aan die weten wat het beste voor hen is. Vaak klopt dat ook voor wat de beste behandeling is, gezien vanuit het perspectief van de zorgverlener om iemand van de beperking af te helpen of de gevolgen daarvan te beperken. Op deze professionaliteit vertrouwen de meeste patiënten.
Zelfmanagement betekent dat de persoon zelf een afweging kan maken of hij deze behandeling wil, of dat hij andere keuzes maakt . Hij bekijkt het uit het perspectief van kwaliteit van leven. Een dergelijk afwegingsproces vergt vaak tijd, meer informatie en gesprekken met naasten.
Hele gewone dingen
Vanuit de patiënt gezien is het dus vaak niet zo dat hij meer aangesproken moet worden op zelfmanagement, maar dat de hulpverleners (en niet alleen de huisartsen) er meer ruimte voor bieden. En dat andere zaken geregeld moeten worden. Soms kan de persoon dat zelf, met behulp van mantelzorg. Soms is meer ondersteuning nodig, die vaak in de directein de directe omgeving kan worden georganiseerd. Dan gaat het over hele gewone dingen, zoal een potje biljarten, aangekleed worden op het moment dat jij dat wil, vervoer naar het wijkrestaurant, iemand die het huis schoonmaakt en die de medicijnen aanreikt, etc. Dat is buurtzorg. En die hele gewone dingen die de kwaliteit van leven kunnen vergroten, die maken dat mensen langer thuis kunnen wonen op de manier die ze zelf willen: daarover zijn geen afspraken gemaakt. Een gemiste kans.