Crisis als katalysator
Waardering voor de zorgprofessional is als thema niet nieuw. Door de grote arbeidsmarkttekorten was er de laatste jaren al veel aandacht voor het aantrekkelijker maken van het vak van de zorgmedewerker. Ondanks vele inspanningen – zoals actielijnen en campagnes – blijft het vertrek en verzuim van verzorgenden en verpleegkundigen hoog. Het lukt maar niet om de vinger op de zere plek te leggen.
En dan komt de coronacrisis. De zorg en zorgmedewerkers zijn ineens ‘in the picture’. Tijdens de coronacrisis wordt duidelijker dan ooit: het werk in de zorg is cruciaal. Zorgmedewerkers krijgen applaus, cadeaus, ondersteuning, kinderopvang, een bonus en media-aandacht. Voor sommige zorgmedewerkers geeft dit een gevoel van ‘eindelijk erkenning’. Anderen benadrukken dat ze ‘gewoon hun werk doen’. Velen spreken de hoop uit dat de crisis zorgt voor een blijvende verandering in waardering voor de zorgmedewerker. Een aantal maanden later lijkt het (goedbedoelde) applaus tegelijkertijd een bestaand pijnpunt te hebben vergroot, of er ten minste een nieuw licht op te werpen.
Vormen van waardering
De waardering voor zorgmedewerkers: in talkshows, kranten én in de Tweede Kamer is het onderwerp van gesprek. Maar wat is waardering? De discussie spitste zich snel toe op de financiële component van waardering: het inkomen van zorgmedewerkers. Toen na vier stemronden in de Tweede Kamer duidelijk werd dat er geen structurele salarisverhoging komt, ging het (opnieuw) over alternatieve vormen van waardering. Zo zegt gezondheidseconoom Marcel Canoy: “De politieke oppositie helpt zorgpersoneel niet met een emotionele discussie over een structurele inkomensverhoging. De discussie zou moeten gaan over verlaging van de werkdruk, minder administratieve lasten en betere opleidingen.”
Ook minister Hugo de Jonge schrijft 18 augustus in een commissiebrief de komende jaren breed in te zetten op de bekende pijnpunten in de zorg: het terugdringen van regeldruk, meer autonomie van professionals en aandacht voor (loopbaan)ontwikkeling.
Chief Nursing Officer Bianca Buurman schrijft in een advies aan VWS dat verpleegkundigen en verzorgenden zelf de regie moeten voeren over hun beroep, de beroepsontwikkeling en de veranderingen die nodig zijn. De onderliggende aanname is dat wanneer verpleegkundigen en verzorgenden meer zeggenschap, meer ontwikkelmogelijkheden en een plek aan de bestuurstafel krijgen, het gevoel niet of onvoldoende gewaardeerd te worden zal uitdoven. Maar is het toereikend deze bekende wegen te bewandelen?
Breed maatschappelijk ongenoegen
Wie goed tussen de regels door leest, bemerkt een diepere, een fundamentele pijn. Een pijn die raakt aan bredere maatschappelijke thema’s: de groeiende ongelijkheid en de manier waarop welvaart wordt verdeeld. De jarenlange bezuinigingen op de publieke sector, waaronder de zorg. Nu wordt zichtbaar dat zoveel nadruk op efficiëntie een prijs heeft. De pijn raakt aan de vraag of het bij de waardering van werk uitmaakt of je waarde toevoegt aan de maatschappij, aan de cliënt of patiënt. Het raakt aan de vraag of ons werk nog in de pas loopt met onze waarden en behoeften, als individu en als samenleving.
Dit maatschappelijke ongenoegen leeft ook in andere sectoren, maar wordt nu door corona vooral in de zorgsector uitvergroot. Het ongenoegen kwam aan de oppervlakte toen de overheid tijdens de coronacrisis een lijst met vitale beroepen publiceerde: beroepen die nodig zijn om de samenleving draaiende te houden. De Volkskrant signaleerde dat dit ‘ironisch genoeg precies de beroepen zijn die al jaren onder druk staan’.
De gesprekken gaan nu over salaris, opleidingsmogelijkheden en een plek aan de bestuurstafel, maar die diepere pijn vraagt om een brede maatschappelijke discussie over fundamentelere vragen. Is de manier waarop we onze middelen verdelen rechtvaardig? Is de manier waarop de samenleving is ingericht, en wie op welke manier bijdraagt en invloed heeft, rechtvaardig? Zijn de definities die we hanteren over waarde, waardering en goed werk aan herziening toe?
Waarde van werk
De afgelopen jaren signaleerden we in het FWG-trendonderzoek een voorzichtige verschuiving in hoe we naar werk kijken en wat we van waarde vinden. Het lijkt tijd om ‘waarde(ring) van werk’ te herijken. Historicus en schrijver Rutger Bregman schreef in 2016 al over het thema waarde toevoegen in relatie tot waardering en salaris: ‘Het bizarre is: juist banen waarin nauwelijks iets van waarde wordt gecreëerd – zoals die van telemarketeers en flitshandelaren – betalen het beste.’
Ook econome Mariana Mazzucato wil met haar boek ‘De waarde van alles’ het debat over wat waarde is nieuw leven inblazen. Volgens haar zou het scheppen van waarde het belangrijkste uitgangspunt moeten zijn bij de mate waarin werk wordt gewaardeerd. Ook onlangs verschenen rapporten van gerenommeerde instanties – zoals de WRR, de SER en de UvA – die pleiten voor meer focus op de waarde die werk toevoegt aan de maatschappij in plaats van op financiële parameters. Zo wijst de Wetenschappelijke Raad voor Regeringsbeleid in het rapport ‘Het betere werk’ op de noodzaak om publiek gefinancierd werk structureel anders te gaan waarderen, organiseren en financieren. Ook Achmea schrijft in het rapport ‘Waarde van werk’ dat aanzien nu nog vaak draait om aandeelhouderswaarde en financiële parameters, terwijl het ook zou moeten gaan om de relevantie van organisaties, en de waarde die ze daadwerkelijk toevoegen.
De overeenkomst tussen al deze geluiden, is dat men pleit voor meer nadruk op ‘het maatschappelijk belang’ of ‘de maatschappelijke impact’ van werk. Bij het waarderen van werk – in salaris, erkenning of aanzien – zijn we afgedreven van een belangrijke graadmeter, namelijk: de waarde die werk toevoegt aan de maatschappij.
Een sterke publieke sector (waaronder de zorg) is de basis voor een gezonde en weerbare samenleving. In de zorg speelt het thema bij uitstek. Zorgmedewerkers werken doorgaans vanuit een sterke intrinsieke motivatie, waarbij het grotere belang én het patiëntbelang sterker wegen dan de individuele beloning. De coronacrisis bracht de toegevoegde waarde van zorgmedewerkers duidelijk aan het licht. En daarmee ook de pijn en het gevoel van onrecht dat deze toegevoegde waarde op dit moment onvoldoende samenhangt met waardering, in welke vorm dan ook.
Grotere, complexe thema’s
De coronacrisis heeft het sluimerend onbehagen abrupt blootgelegd. De gevoelens van onrecht en ongelijkheid borrelden omhoog en houden verband met grotere en complexe thema’s, die niet snel of eenvoudig (door de politiek) op te lossen zijn. Het gevaar is dat de reflex van geld uitdelen als pleister op de wonde optreedt. Laten we ons niet laten verleiden tot voor de hand liggende oplossingen en het plakken van pleisters. Deze pijn verdient meer.
dr. Geertje van de Ven en dr. Irene van de Glind
Senior onderzoekers Stichting FWG
Deze bijdrage komt uit een essayreeks van Stichting FWG.