Vlak voordat hij werd benoemd tot minister op VWS creëerde Hugo de Jonge in Rotterdam nog even wat reuring over topinkomens in de zorg. Als wethouder liet hij een zorgorganisatie korten omdat het inkomen van de bestuurder te hoog zou zijn. Ten onrechte, zo oordeelde het College van Aanbestedingsexperts.
Volgens het College houdt het bestuurderssalaris geen verband met het doel van de aanbesteding, namelijk doelmatige zorg en ondersteuning. Pardon? Waar houdt het bestuurder salaris dan wel verband mee? De samenleving mag toch verwachten dat een bestuurder een verantwoordelijkheid heeft voor een doelmatige zorg en ondersteuning van de zorginstelling. Of je dat nu wel of niet moet verdisconteren in een aanbestedingskorting is hoofdstuk twee.
Persoonlijke verwijten
Opvallend aan deze kwestie is dat de basis van de argumentatie ligt op wettelijk gebied maar dat dit al snel ontaardt in persoonlijke verwijten. De bestuurder vindt dat de gemeente belastinggeld vergooit dat beter besteed kan worden aan andere ambtelijke taken en de gemeente vindt dat de bestuurder zijn tijd beter kan besteden aan goede zorg voor de Rotterdammers.
Dit is weer een voorbeeld van hoe gevoelig beloningsvraagstukken van topbestuurders liggen. Het is dan ook de vraag of de gang van zaken in deze kwestie niet tot een lose-lose situatie leidt. Het gaat maar om een klein bedrag, maar beide partijen willen hun punt maken. Het is de vraag of men daar in geslaagd is.De bestuurder wil af van graaiersimago. Het is de vraag of hij daar in slaagt door zelf over zijn salaris te argumenteren. Hier is het weer de schijn die de beeldvorming bepaalt.De gemeente in de persoon van een nieuwe minister kan zich een betere binnenkomer wensen.
Waar was de raad van toezicht?
Wat kunnen we van deze kwestie leren?
Wat opvalt is dat de raad van toezicht in deze kwestie onzichtbaar is. Terwijl zij toch gaat over de beloning van de bestuurder. De vraag die zich dan ook voordoet, hoe is dit besproken in de boardroom? Heeft de bestuurder uit eigen initiatief gehandeld of is dit in overleg met de RvT gegaan. En in dat laatste geval: zou een andere rolverdeling dan niet handiger zijn geweest? De zichtbaarheid van de raad van toezicht is hierin toch een thema.
Zou een actiever optreden van de rvt de lose-lose situatie hebben kunnen voorkomen? We denken van wel. Juist de rvt is door haar wat grotere afstand een meer gewogen gesprekspartner in dit soort heikele kwesties. Gaat zij daardoor op de stoel van de bestuurder zitten? We vinden van niet. Eigenlijk brengt het de bestuurder in een lastige positie om over zijn/haar eigen inkomen te argumenteren. Dat trekt aandacht. Dat kan anders liggen als bij voorbeeld een lid van de rvt deze kwestie op zou pakken.
Een ander leerpunt betreft de vraag: Wat zijn verstandige criteria om over het salaris van bestuurders na te denken. Alleen de wettelijke of de morele?
Bert van der Zaag en Peter Razenberg schreven samen de Praktijkgids voor toezichthouders