De basis van de zorg kan nog amper geboden worden. Alleen de werkdruk is al zo fors gestegen dat het verzuim op de werkvloer hoger is dan ooit (8,5%, Vernet, 2023). Niet alleen door een stijging in ziekte, maar vooral door het tekort aan medewerkers (ondanks alle zzp’rs) en een nog steeds te hoge verantwoordingsdruk. Uiteraard heeft dat impact op de te bieden zorg, we kennen het inmiddels: langere wachttijden aan de voordeur, de complexe zorgvragen niet meer kunnen beantwoorden, uitstel van behandelingen, etc. Het is overigens geen gebrek aan motivatie: medewerkers in de zorg zijn een van de hoogst gemotiveerden. Dat is hun kracht en kwetsbaarheid. Intussen wordt de druk op de zorg voor een groot deel verlegd naar het eigen netwerk, familie, ouders. In beleidstermen: ‘mantelzorgers’ en ‘de samenleving’.
Stelsel knelt
Dan hebben we het nog niet over de financiële druk. Ook dit jaar zal weer blijken dat de kosten gestegen zijn en dat het kabinet zal inzetten op een vermindering van de stijging. De hoop voor de komende jaren is gevestigd op het Integraal Zorg Akkoord. Intussen knelt het stelsel, dat de technocratische druk zelf veroorzaakt, aan alle kanten en is schaarste de bestaande praktijk geworden. Het gaat vooral om de vraag hoe we de zorg nog overeind kunnen houden.
Vernieuwend denken
In ‘domeinoverstijgende’ opties en innovaties wordt gezocht naar manieren om de zorgvraag en de zorggroei te beteugelen. Het ‘innovatieve’ denken neemt een hoge vlucht: passende zorg, toekomstgerichte zorg, uitkomstgerichte zorg, datagedreven zorg, … Eigenlijk allemaal op zichzelf zinnige perspectieven. Dat geldt bijvoorbeeld ook voor waardegedreven zorg. Fiona Koster (Nivel, 2023) heeft daar onderzoek naar gedaan, met prima uitkomsten zoals een betere zorg voor betrokkenen zelf en minder kosten. Tegelijkertijd stelde ze vast dat deze manier van denken en werken ‘schuurt’ met ons bestaande stelsel. Dat zou voor de andere denkwijzen ook wel eens kunnen gelden, te meer omdat er onder deze denkwijzen nog te weinig onderzoek ligt naar de gevolgen ervan voor het huidige stelsel en ze vooral lijken bij te dragen op het behoud ervan.
De technologisering geeft een tweezijdig beeld. Zo wordt dit vooral ingezet om de druk op het arbeidstekort te verlichten. Toch blijkt in de praktijk dat dit niet wordt gerealiseerd: de technologie maakt het werken in de zorg anders, niet minder. Technologie zou tevens het ‘transformatieproces’ van de zorg versnellen, maar dit blijkt veel langzamer te gaan dan gehoopt. De hoop op technologie is dan ook te groot, aldus Jet Bussemaker onlangs op een ICT-health congres (RVS).
Opvallend vind ik ook dat de financials in de zorg geheel los van deze denkwijzen een eigen denkkader hanteren om de zorg betaalbaar te houden. De een pleit voor een ‘uitkomstgerichte’ bekostiging, anderen zijn afgestapt van een ‘open house’ en houden vast aan een ‘p x q’-financiering. Een integrale doordenking van financieren vanuit een vernieuwend denkkader is kennelijk niet vanzelfsprekend. Een recente optie is de aanneemsom (Mouten & Schrijvers, 2023) als een soort verruiming van een lumpsum financiering waarin ruimte is om zorg breder te organiseren.
Kwaliteit als startpunt
Het verlangen naar de menselijke maat, of tenminste het behoud er van, is een belangrijk uitgangspunt voor de kwaliteit van zorg. De overheid hanteert voor een kwaliteitsbesef van zorg, over wat goede zorg is, een viertal uitgangspunten: de zorg is …
- veilig
- clientgericht, ofwel: op het juiste moment en sluit aan bij wat iemand nodig heeft
- beschikbaar voor iedereen die het nodig heeft
- effectief, heeft een goed resultaat en is tegelijk niet te duur (doelmatig)
Daarbij dienen ‘zorgverleners de recht van cliënten te kennen en te respecteren, en de cliënten met respect te behandelen’ (VWS, regelhulp).
Goed dat de behoefte van de cliënt, de burger centraal staat. Juist met de burger zelf dient het gesprek te worden gevoerd, echter niet in alleen in de spreekkamer en niet alleen met de burger als ‘cliënt’. Het gesprek met burgers moet juist gaan over wat we van de zorg zelf verwachten en hoe. Dat uitgangspunt is cruciaal om een antwoord te vinden op de toekomst van de zorg: zorgkwaliteit en het verbeteren ervan dient het startpunt te zijn om tot verandering te komen, niet het sluitstuk of het noodgedwongen behouden wat we hebben. Het lijkt me bijvoorbeeld dat zorg waarde aan het leven dient toe te voegen vanuit sociale, mentale en fysieke gezondheid. Wanneer we dit willen, wat betekent dit dan voor de inzet van medewerkers, technologie, organisatie en financiering? Wat vraagt dit van alle betrokkenen? Dat raakt als vanzelf meer dan de klassieke zorgdomeinen zelf, maar verruimt dit tot sociale structuren, woningbouw, maar ook onderwijs en werkomstandigheden.
Demedicalisering
Wellicht betekent dit toch een afbouw van het bestaande stelsel, of ‘een institutionele omwenteling die veel commitment en doorzettingsvermogen vereist’, aldus Iris Wallenburg onlangs op een symposium (ECZ). En uiteraard komen daar concrete uitwerkingen bij zoals een strakke regionalisering van alle zorg en medewerkers (juist in verbinding met welzijn en onderwijs), nadrukkelijker inzet op een effectieve supply chain in de zorg (er is nog teveel ‘snijverlies’), demedicalisering (je komt er sneller aan dan vanaf), of een niet te onderschatten beschikbaarheid van het uitwisseling van gegevens. Kwaliteit van zorg kan niet slechts behouden, maar verbetert worden.
Jac de Bruijn
Zelfstandig adviseur en toezichthouder in de zorg