Dit weekend konden we in NRC Handelsblad dankzij informatie van een behandelend arts- lezen hoe het met de medische toestand van prins Friso was gesteld. Enkele dagen geleden nog baste minister Opstelten in een speech tijdens het KNMG symposium Arts en strafrecht dat het medisch beroepsgeheim versoepeld moet worden. Opstelten bepleitte een makkelijker beroep op ‘overmacht’. Verwarring alom. Stelt het medisch beroepsgeheim nu helemaal niets voor of is het juist te zeer in beton gegoten?
Om met dat laatste te beginnen, de terugkerende verwarring over de reikwijdte van het beroepsgeheim illustreert op zichzelf al dat het beroepsgeheim niet in beton gegoten is. Het enigszins vage pleidooi van Opstelten had dan ook veel weg van donquichotterie. Tegen welke windmolen trok de minister hier ten strijde? Zelf refereerde de minister aan de situatie na de schietpartij in Alphen aan de Rijn. Sommige artsen of ziekenhuizen zouden toen geen informatie over de opnamelocatie van slachtoffers aan de politie hebben willen doorgeven – die tot taak hadden de naasten van de slachtoffers te informeren – met een beroep op hun beroepsgeheim. Ten onrechte, vond de minister.
Rampen
Inderdaad, ten onrechte. Want het medisch beroepsgeheim is niet absoluut. In het geval van een ramp is het gerechtvaardigd dat artsen hun beroepsgeheim – in beperkte mate – doorbreken en de politie informeren zodat de familie op de hoogte gesteld kan worden van de verblijfplaats van het slachtoffer. Daarvoor is wel de uitdrukkelijke toestemming van de patiënt nodig (als deze aanspreekbaar is) of de veronderstelde toestemming (als de patiënt niet aanspreekbaar is).
Niet in de krant
Het ongeval van prins Friso is ook een ramp, voor zijn familie en voor alle Nederlanders die meeleven, maar geen ramp met meerdere slachtoffers die doorbreking van het beroepsgeheim rechtvaardigt. Bovendien wist de familie al – overigens evenals al die meelevende Nederlanders – in welk ziekenhuis prins Friso was opgenomen. Als de koninklijke familie dit niet had geweten, had zij dit – evenmin als de overige medische informatie – ook vast niet in de krant willen lezen.
Houvast
De KNMG heeft de Handreiking Beroepsgeheim en politie/justitie geactualiseerd en verduidelijkt, mede naar aanleiding van de discussies na de schietpartij in Alphen. Getuige de inleiding van de Handreiking heeft de KNMG niet beoogd het beroepsgeheim te versoepelen. De Handreiking moet artsen wel een stevig houvast bieden om te bepalen wanneer doorbreking van het beroepsgeheim geoorloofd is.
Conflicterende verplichtingen
Het beroepsgeheim kan doorbroken worden als er, kort gezegd, sprake is van 1) toestemming van de patiënt 2) een wettelijke plicht tot spreken 3) een conflict van plichten. Bij een conflict van plichten kan met doorbreking van het beroepsgeheim ernstige schade voor de patiënt of een ander worden voorkomen. Deze laatste uitzonderingsgrond laat de meeste ruimte voor discussie. Want of – en in welke mate – er sprake is van een conflict van plichten, is tot op zekere hoogte een afweging van de desbetreffende arts. En net als bij juristen zijn er onder artsen rekkelijken en preciezen.
Corrigeren
Welke conclusie moeten wij nu trekken ten aanzien van de artsen die medische informatie hebben gegeven in de wetenschap dat dit in een krantenartikel verwerkt zou worden? Het lijkt erop dat zij met de beste bedoelingen gehandeld hebben, met het oogmerk onjuiste informatie te corrigeren. Behoren zij nu tot de rekkelijken, de preciezen of toch tot de goddelozen? Met de Handreiking van de KNMG in de hand, laat ik die conclusie graag aan u over.