De vermeende macht van zorgverzekeraars vormt momenteel een dankbaar onderwerp in het publieke debat. Voorbeelden te over – van de wethouder in Zoetermeer die zich opwindt over de mogelijke sluiting van de spoedeisende hulp tot de NPCF die stelt dat zorgverzekeraars data geheim houden.
“Wie in de landelijke politiek gaat de oneindige macht van de zorgverzekeraars aan de orde stellen?” vraagt Hans Feenstra zich af, al heeft hij het van horen zeggen want “het Martini en het UMCG kunnen wel tegenwicht bieden”. Maar hij wordt op zijn wenken bediend, want de Tweede Kamer stelt voortdurend vragen waarin zorgverzekeraars als bron van alle kwaad worden gezien. “Ik weet niet waarom ze het doen”, maar “kennis is macht” zegt Lea Bouwmeester, refererend aan een “database met alle informatie over kwaliteit”. Daarna gaat ze over tot de orde van de dag door vragen te stellen over het feit dat ZN eenzijdig beslist over het niet contracteren van protonentherapie.
Spoedposten
Ach lieve Lea, was het maar waar. Ik zou graag willen beslissen welke spoedpost moet sluiten en welke protonenbunker gebouwd mag worden, ik zou graag met een druk op de knop kunnen zien welke aanbieder voor een willekeurige aandoening de beste behandeling biedt. Ik zou ook graag het inkomen van de dokter en het salaris van de bestuurder willen bepalen, maar dan had ik Kamerlid moeten worden – en dan nog. We leven gelukkig in een democratische rechtsstaat, waar grondrechten geborgd zijn en niemand het alleenrecht heeft om te bepalen wat er gebeurt. De suggestie dat zorgverzekeraars over oneindige macht beschikken is bespottelijk.
Ons zorgstelsel
Om alles in perspectief te plaatsen moeten we terug naar de ontstaansgeschiedenis van het huidige zorgstelsel. Sinds de beleidsnota Vraag aan bod uit 2000 – één van de grote verdiensten van Els Borst – is aanbodregulering geleidelijk vervangen door vraagsturing. Het is nu bijna niet meer voor te stellen, maar in de jaren ’90 werd het politieke debat over gezondheidszorg volledig gedomineerd door de problematiek van de wachtlijsten. De overheid trad op als verdeler van de schaarste, met de patiënt als lijdend voorwerp en verzekeraars en ziekenfondsen als administratiekantoor. Niet dat daarmee alle budgettaire problemen waren opgelost: de farmaciekosten stegen in die tijd met 10 procent per jaar en zorgden voor permanente overschrijdingen van het uitgavenkader. Dat is allemaal radicaal veranderd. De wachtlijsten zijn verdwenen, er is veel meer inzicht gekomen in kwaliteit en kosten van zorg, en alle Nederlanders kunnen kiezen bij wie ze verzekerd willen zijn en bij welke zorgaanbieders ze terecht kunnen. En sinds enige jaren is ook de ogenschijnlijk onbeheersbare groei van de zorguitgaven omgebogen. Waar vroeger elk zorgdebat eindigde in een pleidooi voor het afschaffen van het budgettair kader zorg, gaat het nu over de macht van de zorgverzekeraars.
Onbekendheid rol zorgverzekeraars
Hoe zit het dan met die macht? Wat vooral opvalt, is dat er nog veel onbekendheid is met de rol van zorgverzekeraars. Een mooie illustratie daarvan vormen de gesprekken met gemeenten in het kader van de herziening van de langdurige zorg. Gemeenten zijn gewend om op hun domein – ruimtelijke ordening, welzijn en ondersteuning – vrij precies te bepalen wat er moet gebeuren, en daar dan uitvoerders bij te zoeken. En zijn dan verbaasd als zorgverzekeraars aangeven dat het bij de verzekerde zorg vaak precies andersom werkt: de aanbieders van zorg zijn er al, en zorgverzekeraars zijn allang blij als ze via hun inkoopbeleid en polisvoorwaarden het gedrag van aanbieders enigszins kunnen beïnvloeden. De samenwerking met gemeenten zal wat zorgverzekeraars betreft dan ook vooral via zorgaanbieders invulling moeten krijgen: door het participeren van wijkverpleegkundigen in de gemeentelijke wijkteams, bijvoorbeeld, en niet via gedetailleerde plannenmakerij van bovenaf.
Legitimering
De rol van de zorgverzekeraar vraagt dus om veel uitleg. Natuurlijk zijn zorgverzekeraars er niet op uit om bij zoveel mogelijk ziekenhuizen de spoedeisende hulp te sluiten: verzekerden, en dus zorgverzekeraars zelf, hechten immers veel belang aan de beschikbaarheid van acute zorg in de buurt – maar dat dan wel kwalitatief goede zorg zijn. Natuurlijk willen zorgverzekeraars informatie over kwaliteit delen met verzekerden – het probleem is dat de data die we hebben nauwelijks iets zeggen over kwaliteit (wél over praktijkvariatie). En zo kan ik nog wel even doorgaan. De communicatie van zorgverzekeraars over hun beleid kan en moet beter. Maar de kern is: zorgverzekeraars ontlenen hun legitimering uiteindelijk aan hun verzekerden en het mandaat dat door de politiek is verleend. Ik denk dat ons stelsel van gereguleerde concurrentie – juist door de mogelijkheid van lokaal maatwerk en keuzevrijheid binnen maatschappelijke kaders – de beste garantie biedt op een evenwichtige borging van de publieke belangen in de zorg. Internationaal onderzoek bevestigt keer op keer dat toegankelijkheid, kwaliteit én betaalbaarheid van de curatieve zorg in Nederland dik in orde zijn. Het debat daarover, en over de vraag of zorgverzekeraars hun rol op de goede manier invullen, mag best gevoerd worden. Maar laten we dan wel de toon in de gaten houden en geen karikatuur maken van elkaars positie.
We rule this country? Not.
Pieter Hasekamp
algemeen directeur van Zorgverzekeraars Nederland (ZN)