We hebben elkaar gevonden in die mooie ambitie die echt bijdraagt aan een betere (positieve?) gezondheid voor meer mensen. En dus is het tijd om werk- en omgangsafspraken te maken.
Wie doet wat? Hoe gaan we om met de informatie en kennis die we delen? Wat als je bij je achterban risico’s voor het realiseren van deze ambitie ziet ontstaan? Blijven we ruimte maken om regelmatig even stil te staan bij hoe effectief we bezig zijn? Maar die omgangsregels blijkt niet iedereen interessant te vinden. Nee, ‘als er maar vertrouwen is’. Dan komt het kennelijk wel goed met de samenwerking.
Het lijkt onontkoombaar, en eerlijk gezegd begint het zo langzamerhand een vrij irritant mantra te worden: we moeten werken vanuit vertrouwen. Zalvende woorden, en woorden die blijven resoneren: kennelijk drukken ze een breed gevoeld verlangen uit. Je kunt er dus niet tegen zijn, toch?
Realistische vertrouwensbasis
Toch wel, want zeker in de beginfase van samenwerking is dat vertrouwen er juist niet. Vertrouwen is een psychologisch concept dat zich ontwikkelt tussen twee mensen op basis van hun onderlinge ervaringen. Vertrouwen is daarmee geen input, maar juist een resultante van (effectieve) samenwerking. Mensen die gaan samenwerken kunnen gezamenlijk vertrouwen ontwikkelen in de loop van hun samenwerking. Niet voor niets blijkt uit onderzoek dat samenwerking sneller tot stand komt tussen mensen en partijen die eerder met elkaar hebben samengewerkt, en dus een realistische vertrouwensbasis hebben.
Roepen om werken vanuit vertrouwen, zonder elkaar werkelijk te kennen, is eigenlijk vragen om blind vertrouwen, iets wat we vooral kennen in de context van sekteleiders. In samenwerkingsverbanden getuigt het vooral van naïviteit. Het kan bovendien leiden tot een destructieve samenwerkingscultuur, waar collusie domineert: elkaar niet durven bevragen en dus snel genoegen met oppervlakkig commitment: oh wat vinden we de kleren van de keizer mooi.
In professionele samenwerkingsrelaties wordt juist expliciet aandacht besteed aan vertrouwensontwikkeling. Het creëren van realistische verwachtingen en daarmee wederzijdse voorspelbaarheid staan daarbij centraal. Een professionele regisseur begint met een minimum aan omgangsregels die een bepaalde mate aan veiligheid garanderen, in die fase dat er nog geen vertrouwen kan zijn. Vervolgens creëert hij een scherp wederzijds inzicht in de drijfveren en belangen van iedere afzonderlijke partij en persoon: juist dit maakt het gedrag van betrokken partijen voorspelbaar (‘dit is voor hen belangrijk’). En het zorgt ervoor dat bij alle partijen het vertrouwen postvat dat ook hun issues serieus genomen worden.
Gemakzucht
De uitroep ‘als er maar vertrouwen is’ is meestal een uiting van gemakzuchtige samenwerking, en daarmee een recept voor mislukkingen: niet moeilijk doen, gewoon lekker samenwerken. En dan denken dat de zilvervloot vanzelf binnenloopt. Iets wat ook met ‘slim samenwerken’ gesuggereerd wordt. Alsof er iemand is die beweert dat je vooral dom moet samenwerken, trouwens. Maar ook van ‘slim samenwerken’ gaat de suggestie uit dat je veel kunt bereiken met weinig inspanning.
Het realiseren van maatschappelijke waarde in zorgketens en -netwerken is echter serieus, en mooi, werk en vraagt serieuze inspanning en een professionele aanpak. Professionaliteit betekent dat je, als regisseur of partner, geen genoegen neemt met begrijpelijke verzuchtingen, gratuite statements, of sociaal wenselijke echo’s, maar juist dan intervenieert. Dat is nodig om echt de cliënt centraal te stellen, bij te dragen aan de kwaliteit van leven, en de zorg betaalbaar te houden.
Academic Director Ketenregie in de Zorg bij Erasmus Academie
Frank Beemeer behandelt de dooddoeners in samenwerkingsprocessen. In deze serie verschenenen eerder: “We hebben iemand met doorzettingsmacht nodig”, “Eigenlijk willen we allemaal hetzelfde” en “Samenwerken, kunnen we het wel?”