Op 9 januari heeft de NMa de LHV een boete opgelegd van bijna 8 miljoen, omdat de LHV haar leden geadviseerd zou hebben om alleen nieuwe huisartsen toe te laten als de zittende huisartsen het daarmee eens zijn. Het besluit van de NMa heeft veel heftige reacties opgeroepen. De vraag rijst of de LHV hier niet beboet wordt voor een beperking van de concurrentie die reeds door een ander is veroorzaakt.
Geen reden voor vraagtekens bij rol NMa
Laat ik voorop stellen dat het besluit van de NMa nog niet openbaar is en dat een echt oordeel daarom nog niet kan worden gegeven. Reacties als: “onderlinge afspraken zijn noodzakelijk om de zorg kwalitatief beter en meer betaalbaar te maken en daarom kan het geen kwaad om over de rol van de NMa in debat te gaan”(NPCF), zijn dan ook voorbarig.
Het eerste deel van de reactie klopt als een bus. De Mededingingswet geeft ook ruimte voor dergelijke afspraken. Als de LHV heeft aangevoerd dat haar adviezen noodzakelijk zijn ter verbetering van de kwaliteit en betaalbaarheid, had de NMa daar rekening mee moeten houden. Heeft zij dat niet gedaan, dan zal de rechter dat ongetwijfeld vaststellen. Een foute beoordeling betekent echter nog niet dat men de rol van de NMa ter discussie moet stellen.
Eigenaardigheden zorg
Dat de NMa rekening moet houden met de eigenaardigheden van de zorg is haar ongetwijfeld bekend. In 2008 oordeelde het College van Beroep voor het bedrijfsleven (CBb) reeds dat (kort gezegd) tariefadviezen van enkele organisaties van psychotherapeuten door de NMa niet zonder meer als mededingingsbeperkend mochten worden beschouwd, en dat de NMa onderzoek had moeten doen naar de rol van tarieven in de concurrentie tussen psychotherapeuten. De organisaties hadden betoogd dat tarieven daarin geen rol speelden. De NMa trok de opgelegde boetes na de uitspraak van het CBbin.
Rol zorgverzekeraar
Tegen deze achtergrond is de onthulling van de NOS, enkele dagen na het boetebesluit, dat de zorgverzekeraars eisen stellen aan nieuwe huisartsen en daarbij het advies van de zittende huisartsen vragen, interessant. Daargelaten de vraag hoe je de rol van de zorgverzekeraars in het licht van de Mededingingswet moet beoordelen, kun je je afvragen of het mededingingsbeperkende effect, als dat er al is, niet reeds is veroorzaakt door de gedraging van de zorgverzekeraars. De beperking van de mededinging (geen toetreding tot de markt) lijkt hier immers veroorzaakt te worden door de wens van de zorgverzekeraars dat de zittende huisartsen instemmen met de nieuwkomer. Kun je leveranciers van een product beschuldigen van kartelvorming als hun afnemer hun verzoekt samen te werken bij de levering van het product? Dat lijkt mij niet. En ik geloof dat de NMa dat ook vindt. De NMa meent ten slotte dat specialisatie en spreiding in ziekenhuiszorg mogelijk is, wanneer de zorgverzekeraar daar het initiatief toe neemt, maar is kritisch als de ziekenhuizen zelf tot zo’n samenwerking beslissen.
Kortom, als de zorgverzekeraars de mededinging al hebben uitgesloten, dan kan de LHV met een advies daar niets meer aan toevoegen. Als de LHV al een advies gegeven heeft, dan lijkt daar geen zelfstandig mededingingsbeperkend effect meer van uit te kunnen gaan. Tegen die achtergrond lijkt de LHV beboet worden voor een mededingingsbeperking door een ander. Het is evident dat de Mededingingswet daar in elk geval geen basis voor biedt.