Gro Harlem Brundtland, arts en de eerste vrouwelijke premier van Noorwegen, was in de jaren tachtig al een voorvechter van duurzame ontwikkeling. Brundtland ziet dit als een ontwikkeling waarbij aan de behoeften van de nu levende generatie tegemoet wordt gekomen, zonder de mogelijkheden van toekomstige generaties in gevaar te brengen. Wat kan de zorg hiervan leren?
Ik was in de gelegenheid om een bezoek te brengen aan het nieuwe stadskantoor van Venlo en een rondleiding te krijgen van de projectleider. Het gebouw is volledig volgens de principes van cradle-to-cradle ontworpen. Nagenoeg geen gebruik van giftige stoffen en gericht op hergebruik van materialen. Zo blijven er bij demontage van de wanden bijvoorbeeld geen metalen delen of lijmresten in het hout achter en het hout kan direct worden hergebruikt.
Naast het duurzame (her)gebruik van materialen, is het ook daadwerkelijk een ‘gezond’ gebouw. In het ontwerp lag de nadruk niet op duurzame opwekking van energie of zoveel mogelijk isolatie, maar op natuurlijke ventilatie en luchtzuivering. Het gebouw heeft de grootste groene gevel van Europa en fungeert als luchtzuivering voor de stad. Op het dak functioneert een enorme kas als de groene long van het gebouw. Hier wordt lucht ‘ingeademd’. De planten en bomen in de kas zuiveren de lucht en voegen vocht toe. Hierdoor is geen extra (airco)installatie nodig. Dit zorgt ervoor dat het binnenklimaat een positieve impact heeft op de gezondheid van de medewerkers van de gemeente. Onderzoek van de Universiteit Maastricht laat dit nu al zien. Hoewel minder wetenschappelijk, persoonlijk voelde ik direct het verschil met andere kantoren.
Bedrijfseconomisch
Het stadskantoor is een gevolg van het feit dat de gemeente Venlo in 2008 de principes van cradle-to-cradle heeft omarmd, mede vanuit een bedrijfseconomisch perspectief voor de stad. Vervolgens is de brede benadering van duurzaamheid integraal doorgevoerd in het ontwerp en is men binnen budget gebleven, wel nog in een tijd dat aanbestedingen lager uitvielen.
Deze brede benadering van duurzaamheid gun ik de zorg ook. Diverse zorginstellingen zoals Rijnstate en Amstelring geven het goede voorbeeld. Zo ook Intrakoop met de gezamenlijke inkoop van zonnepanelen, ledverlichting en groene stroom. Mij vallen echter twee zaken op.
Rendabel
Allereerst is het aantal voorbeelden te beperkt. Ik proef de wens, maar ik mis de daadkracht om rendabele duurzaamheidsinitiatieven te realiseren. Alle onderzoeken tonen aan dat er geen excuses meer zijn. Duurzaamheidsinvesteringen zijn niet alleen maatschappelijk gewenst, maar ook economisch rendabel. Investeringen in duurzaamheid moeten dus niet meer gezien worden als kostenpost en onderdeel van het investeringsbudget, maar als rendabele investeringen vanuit een integrale Total Cost of Ownership (TCO)-methodiek.
Ten tweede (en mijn inziens het belangrijkst) dient er voor de zorg een bredere duurzaamheidsambitie en definitie geformuleerd te worden. Duurzaamheid 2.0. Daarmee bedoel ik het benaderen van duurzaamheid vanuit een breed ESG-perspectief. Hierbij geldt dat er aandacht dient te worden besteed aan Environmental (milieu), Social (sociaal/maatschappelijk) en Governance (governance/goed bestuur). Met andere woorden, een concreet en meetbaar MVO-beleid.
Radboudumc
ESG is de afgelopen jaren door een aantal partijen in de beleggingswereld geadopteerd, met pensioenfonds PGGM als internationaal voorbeeld. Naast de gebruikelijke risico- en rendementsfactoren gebruikt PGGM voor de allocatie van de beleggingsportefeuille ook heldere en meetbare ESG-factoren. Onderzoek toont aan dat ESG-beleggen niet ten koste gaat van het rendement gecorrigeerd voor het risico. Dus met andere woorden, waarom zou je het niet doen? Het Radboudumc geeft voor de sector het goede voorbeeld. Zij legt via haar maatschappelijk jaarverslag op heldere en concrete ESG-factoren verantwoording af. Dit doet zij via een materialiteitsanalyse gebaseerd op de richtlijnen van Global Reporting Initiative (GRI).
De volgende stap die ik persoonlijk ga zetten is om de ESG-factoren voor de zorg meetbaar te maken, zodat bestuurders in staat zijn na het formuleren van hun duurzaamheidsambities deze ook te meten en te monitoren.