In toenemende mate komen bestuur en toezicht in de gezondheidszorg onder het vergrootglas te liggen. Een belangrijke vraag is hoe de discussie hierover in politiek Den Haag verder zal verlopen. Vooralsnog lijkt het erop dat de VVD-minister van VWS er in slaagt om te voorkomen dat verantwoordelijkheden en bevoegdheden vanuit zorgorganisaties bij de overheid terecht komen.
Verleiding
Blijkbaar is dit niet alleen afhankelijk van de politieke kleur van de minister. VVD-minister Blok heeft immers voor een andere benadering gekozen inzake de corporatie-sector. Het lijkt erop dat als de sector niet zelf nadrukkelijk de leiding pakt in de doorontwikkeling van bestuur en toezicht, de verleiding voor Den Haag vroeg of laat te groot wordt om het over te nemen.
Hierin ligt dus een uitdaging voor bestuurders en toezichthouders in de gezondheidszorg en daarmee ook voor vertegenwoordigende verenigingen als de NVZD (bestuurders) en de NVTZ (toezichthouders). Het formuleren van een visie op toezicht lijkt mij hierbij haast een eerste vereiste. Hieronder geef ik enkele suggesties voor onderwerpen die mijns inziens in deze toezichtvisie moeten worden meegenomen.
Maatschappelijke functie
Ten eerste: formuleer een opvatting over de wijze waarop de zorgorganisatie invulling geeft aan haar maatschappelijke functie. Er bestaan verschillende ideeën over de mate waarin een raad van toezicht ‘de vertegenwoordiger’ is van de maatschappij of het algemeen belang. Daarom is het belangrijk dat een Raad van Toezicht zijn opvatting en positie hieromtrent bepaalt, ook in relatie tot het bestuur. Mijn voorzet zou zijn dat de raad van toezicht het bestuur verzoekt in het Strategisch beleidsplan een paragraaf op te nemen over zijn visie op het dienen van het maatschappelijk belang; dat de Raad van Toezicht deze vaststelt en het bestuur hierop toetst.
Inspecties
Ten tweede: formuleer een visie op de relatie met externe toezichthouders (met name de IGZ, maar ook de NZa en in toenemende mate de gemeenten). Het is belangrijk dat een raad van toezicht een duidelijke opvatting heeft over de invulling van zijn rol als ‘bewaker’ van de kwaliteit van de zorg en dienstverlening en hoe hij zijn taak ziet in relatie tot externe toezichthouders. Wil een raad van toezicht met enige regelmaat zelf contact met externe toezichthouders of juist niet, en waarom?
Mij lijkt dat ook hier de Raad van Toezicht vooral het bestuur in positie moet brengen en bestuurders verzoekt zaken te expliciteren en te verantwoorden. Als echter de organisatie onder verscherpt toezicht komt te staan of net heeft gestaan, dan wordt / is de positie van de interne toezichthouder anders. Direct of indirect worden de toezichthouders dan immers ook aangesproken op de gang van zaken in de organisatie. Ook in die situaties is het goed dat een raad van toezicht expliciet is over de invulling van zijn rol.
Statisch
Afhankelijk van de stand van zaken in een organisatie zijn er uiteraard nog legio andere zaken waar een raad van toezicht iets over kan zeggen in zijn toezichtvisie. Deze visie moet geen statisch document worden. Bovendien moet de verantwoording in het jaarverslag worden gerelateerd aan deze visie. Als alle Raden van Toezicht bovenstaande als hun huiswerk voor 2017 zien, dan wordt zeker een stap vooruit gezet in de professionalisering van het interne toezicht… en wordt de kans op overname door Den Haag een beetje kleiner.
Bestuurder stichting Pedagogisch Sociaal Werk (PSW) en vicevoorzitter NVZD Governancecommissie’