Op 12 mei 2017 schreef ik in mijn blog “verzorgingshuizen nieuwe stijl” wat velen al zagen: dat in de thuiszorg vele verrichtingen worden gedaan die specialistische zorg vereisen en dat de thuiszorg bij steeds meer mensen meer dan twee keer per dag gegeven moet worden. Daarnaast werd een deel van de noodzakelijke zorg ook door niet-professionals (mantelzorg) verricht.
De conclusie was dat :
1. De kwaliteit van zorg voor een deel van de mensen die thuiszorg/mantelzorg ontvangen onvoldoende is. En dat
2. Thuiszorg duurder aan het worden is dan verblijf in een intramurale omgeving (als gevolg van meerdere bezoeken per dag door de thuiszorg).
Verpleeghuiszorg zou voor deze mensen echter een stap te ver zijn. Toen al was zichtbaar dat verpleeghuizen mensen te verzorgen kregen die amper nog een jaar te leven hadden. Zie daar het gat dat is ontstaan door het wegvallen van de verzorgingshuizen.
Nieuwe woonvormen
Eind 2019 zijn de eerdere waarnemingen uit 2017 doorgedrongen tot een veel breder publiek dat direct en indirect met de zorg te maken heeft, inclusief de minister. Dat is goed nieuws. Er lijkt ruimte te komen voor een nieuwe wijze op intramurale zorg, waarbij de woonfunctie en de zorgverlening hand in hand gaan.
Nieuwe woon/zorg-vormen moeten ertoe leiden dat professionele zorg op korte afstand beschikbaar is, een vorm van thuiszorg dagelijks kan worden geleverd (in een flexibele aanpak: de ene dag meer dan de andere dag; zorg op maat dus), en sociale cohesie kan worden bewerkstelligd (eenzaamheidsbestrijding). Het moet er fijner en professioneler worden dan thuis. Gezien de noodzaak tot intramurale zorg voor deze mensen (het kan thuis écht niet meer) is de vraag of een collectieve setting van de zorg in een nieuwe stijl verzorgingshuizen meer of minder duur is dan thuiszorg, niet meer zo relevant.
Niet bedoelde bewoners
De verzorgingshuizen die we hadden zijn inmiddels veranderd in verpleeghuizen of zijn gesloopt. Veel complexen voor de nieuwe verzorgingshuizen zijn er dus niet meer. Er zullen dus veel nieuwe huizen moeten worden gebouwd of in een andere vorm ter beschikking moeten komen. Het is daarbij zeer de vraag of de minister de mensen die voor deze vorm van wonen/zorg in aanmerking komen goed in het vizier heeft. Voorkomen moet worden dat we de verkeerde huizen bouwen voor niet bedoelde bewoners.
Zonder statistisch onderzoek te doen, is voor professionals die dagelijks in de zorg rondlopen, wel duidelijk dat een groot deel van de toekomstige bewoners een zekere overeenkomst hebben. Niet alleen zorginhoudelijk maar ook op het gebied van inkomen na de AOW-gerechtigde leeftijd. Dat komt onder andere door het feit dat mensen die een hoger inkomen hebben óf de thuiszorg zelf organiseren en voor een groot deel zelf betalen of dat zij ingaan op het aanbod van relatief dure woon/zorg aanbieders.
In dat laatste geval zien we veel aanbiedingen van zorgaanbieders die wonen/zorg aanbieden voor 20.000 euro per jaar en hoger. Dan praat je al gauw over 65+ers die naast AOW (1.100 euro per maand) ook een pensioen ontvangen van minstens 2.000 euro netto per maand. Bij elkaar dus ruim een modaal inkomen, ná pensionering, en dat is niet voor iedereen weggelegd. Dit zijn de mensen die vallen onder de definitie van middeninkomens (bruto 40.000 tot 60.000 per jaar), of hoger. De meeste toekomstige bewoners van verzorgingshuizen bestaat echter uit mensen met inkomens die liggen tussen de 1.100 (AOW) en 3.000 euro netto per maand. Laat dit nu ook (niet toevallig) de zelfde groep inkomens zijn van mensen die een huurwoning zoeken tot aan de sociale huurgrens van 750 euro per maand of de midden huurniveau’s van 750-1.030 euro per maand, al dan niet met huurtoeslag). Daarnaast zijn het ook de starters op de koopmarkt.
Met andere woorden: het zal een krachtinspanning zijn om in een markt van een hevige concurrentie om een betaalbare woning, ook nog eens woon/zorg complexen te bouwen voor mensen die naast wonen ook forse zorgbehoefte hebben. Die zorgbehoefte zal overigens op dit moment nagenoeg geheel onder de WMO en ZvW vallen. Maar misschien dat de minister ook de Wlz gaat inzetten vanwege het intramurale karakter van de gevraagde zorg. Het zal wel politiek touwtrekken worden. Mede omdat de 3 bekostigingssystemen 3 verstrekkers hebben (verzekeraars, gemeenten en het Rijk).
Convenanten sluiten
Het is de vraag hoe zorgaanbieders om zullen gaan met de opgave om nieuwe verzorgingshuizen te gaan bouwen en exploiteren. Een recent rapport van de Autoriteit Woningcorporaties gaf aan dat veel corporaties verlies leiden op de bouw en exploitatie van nieuwe sociale huurwoningen. Indien zorgaanbieders (of corporaties) ook op dit niveau verzorgingshuizen moeten gaan bouwen, zal het rendement niet anders zijn. En laten we er dan vanuit gaan dat de zorgverlening kostendekkend is. Misschien een beetje naïef.
Veel gemeenten sluiten op dit moment convenanten met bouwers, ontwikkelaars en woningcorporaties om de behoefte aan betaalbare woningen te gaan realiseren. Die opgave is gigantisch. Het lijkt logisch om ook de woon/zorg complexen bij de convenanten te gaan betrekken. De kar alleen laten trekken door de zorgaanbieders, is onmogelijk. Zowel vanwege de concurrentie op de woningmarkt (zie hiervóór) als de financiering van de complexen. Die financiering zal zeker voor een deel door beleggers moeten worden verstrekt, die overigens voorzichtig zijn op de markt van wonen en zorg.
Uit bovenstaande waarnemingen komen de volgende aanbevelingen:
- Als er wet/regelgeving komt voor nieuwe vormen van wonen/zorg, laat dan een goede analyse van de mensen waarvoor we het doen, daarvoor de basis vormen. Definities van inkomen, lage- en midden-huur en zorgzwaarte zijn dan elementair.
- Maak een duidelijke en simpele wijze van bekostiging (NZa!);
- Integreer de ontwikkeling van woon/zorgcomplexen in de reeds bestaande overleggen t.a.v. betaalbare woningen. E.e.a. om concurrentie tussen de vraag naar betaalbare woningen in het algemeen en de vraag naar woon/zorg complexen te minimaliseren.
- Zoek, net als de corporaties, voor de financiering beleggers op die zich (langdurig/duurzaam) kunnen verplaatsen in de specifieke woon/zorg functie.
Het zal niet eenvoudig worden. Spoedige beschikbaarheid van nieuwe vormen van wonen/zorg kunnen we vergeten. Het gat tussen thuiszorg en verpleeghuiszorg is nog lang niet gedicht.
Toezichthouder en bestuursadviseur in de zorgsector
Marco van Alderwegen
Goede analyse. Aanbod van geclusterd zelfstandig wonen, waar ouderen kunnen wonen en leven is hard nodig. En waar thuiszorg beschikbaar is wanneer nodig. Waar kwetsbare ouderen elkaar kunnen ontmoeten, de zin kunnen geven aan het leven die zij willen, familie als familie kan zorgdragen en waar ouderen mogelijk ook zorg voor elkaar hebben.
Wonen en leven als vertrekpunt en zorg aanvullend waar nodig om dat mogelijk te maken.
Gemeenten, woningbouwcorporaties en zorg/welzijnaanbieders moeten de maatschappelijke opdracht gezamenlijk oppakken.
Marco van Alderwegen
Bestuur Zonnehuisgroep Ijssel-Vecht