Mensen met EPA hebben te maken met structurele psychiatrische aandoeningen. Het gaat hier bijvoorbeeld om mensen met schizofrenie (psychoses), verslaving en ernstige persoonlijkheidsstoornissen. Dit veroorzaakt voor deze mensen ernstige beperkingen in het sociaal en maatschappelijk functioneren. In Nederland zijn er ongeveer 200.000 mensen met EPA.
Problemen binnen ggz
De meeste van deze mensen zijn in zorg (geweest) bij de ggz: bij een FACT-team of tijdelijk opgenomen in een kliniek. De ggz behandelt waar dat kan, biedt hulp, stabiliseert bij eventuele crises en werkt samen met de cliënt richting een (gepaste) vorm van herstel. De sector heeft het op dit moment niet makkelijk en kampt met wachtlijsten, personeelstekort en gebrek aan tijd van behandelaren voor hun cliënten, mede ook door oplopende administratieve lasten. Deze problemen raken ook de zorg voor de EPA doelgroep.
Samenwerking voor de EPA-doelgroep
Gemeenten bieden ook hulp en ondersteuning aan de EPA-doelgroep, bijvoorbeeld op het gebied van wonen, welzijn, werk en dagbesteding. Een nauwe samenwerking tussen de ggz en gemeenten verbetert de zorg voor deze doelgroep én draagt bij aan een oplossing voor de problemen in de sector.
Uit een steekproef in Friesland blijkt dat ongeveer tweederde van de EPA-cliënten niet alleen ggz-zorg krijgt maar ook hulp ontvangt die de gemeente vergoedt. Dit gaat dan bijvoorbeeld om beschermd wonen, dagbestedingsprojecten, inzet vanuit het maatschappelijk werk, een uitkering of om ondersteuning gericht op zelfredzaamheid. Allemaal betaald vanuit de Wmo, de Participatiewet of andere gemeentelijke middelen. In veel gevallen blijken ook professionals vanuit de verslavingszorg, het UWV, de GGD of de huisarts betrokken te zijn. Dit alles vindt nog vaak zonder onderlinge afstemming plaats.
In de kinderschoenen
Helaas staat de samenwerking hier nog in de kinderschoenen. Dit is opvallend: zowel in de ggz als bij de gemeente wordt steeds meer gewerkt vanuit (globaal) dezelfde visie op persoonlijk en maatschappelijk herstel. In zo’n aanpak staat het hele leven van de cliënt centraal en wordt breder gekeken dan de geestelijke gezondheid. Verschillen in visie zijn er dus nauwelijks. Gelukkig is er in Nederland nu wel een aantal initiatieven waarbij de samenwerking tussen het sociaal domein en de ggz met succes wordt vormgegeven.
Werkplezier lijkt toe te nemen
Uit deze eerste initiatieven blijkt dat dit voor cliënten leidt tot verbetering van de zorg en soms ook ernstige situaties met persoonlijk leed en maatschappelijke kosten voorkomt. De betrokken professionals vanuit de ggz en de gemeenten omarmen de samenwerking en het werkplezier lijkt toe te nemen.
Een pragmatische aanpak
Er zijn in de praktijk veel obstakels voor deze vorm van samenwerking, zoals privacy wetgeving, bekostiging, verschillende culturen en het werken vanuit één plan van aanpak. Goede samenwerking is niet zomaar geregeld maar komt tot stand als de bestuurders in een regio deze obstakels wegnemen. Zo komt de weg vrij voor ggz-behandelaren en medewerkers van wijkteams om rondom de cliënt te gaan samenwerken. Dit is te regelen in een aantal relatief eenvoudige stappen.
Opstellen ‘business case’
Globaal gesproken komt het er in de eerste plaats op neer dat een aantal bestuurders in de regio tijd kunnen maken en samen besluiten dat ze de wereld beter willen maken voor deze EPA doelgroep. De tweede stap is het opstellen van een ‘business case’ met daarin de uitgewerkte maatschappelijke, inhoudelijke en financiële toegevoegde waarde van de samenwerking. Deze ‘business case’ is wenselijk omdat deze de investeringen rechtvaardigt, tegelijk de basis vormt voor een nieuwe werkwijze en ook andere partijen kan overtuigen.
Bredere uitrol
Met de business case in de hand worden ook andere partijen betrokken, bijvoorbeeld ook de zorgverzekeraar. Daarna werken de professionals een nieuwe geïntegreerde aanpak uit. Dit gebeurt concreet door alle praktische obstakels te inventariseren en één voor één op te lossen. De volgende stap is de implementatie in een paar kleine wijken of buurten. Als dit eenmaal loopt, kan het breder worden uitgerold.
Het zijn uiteindelijk de professionals die het samen met de cliënt gaan realiseren, dat is de kern van de samenwerking. Het is echter wel nodig dat bestuurders eerst de weg vrij maken. Zo creëer je meerwaarde voor de cliënt én alle betrokkenen.
Pim Candel, adviseur EHdK
Lineke Verkooijen
Het zal zeker helpen als bestuurders de juiste voorwaarden scheppen voor het primaire proces. De vraag is echter, wat zijn de juiste voorwaarden? Zonder cliënt zou het primaire proces er niet zijn. Dus daar zou ik willen beginnen. Voor een cliënt die zorg/ondersteuning nodig heeft kunnen drie typen processen aan de orde zijn: (1) Lineair (gericht op herstel van de oorzaak), (2) spiraalvormig/circulair (tenminste gericht op herstel van de gevolgen) en (3) lemniscaatvormig (gericht op een goed leven in eigen ogen). Deze vormen kennen elk een eigen logica met andere voorwaarden en professioneel handelingsrepertoire. In dit artikel lees ik, wat ik meestal in de zorg tegenkom, dat alles op een hoop wordt gegooid en welke dat is, lijkt afhankelijk te zijn van de heersende hype. De vraag is namelijk of herstelgericht werken bij iedereen en altijd de juiste insteek is, zoals hier gesuggereerd wordt. En dat is net de valkuil. Op deze manier blijven we vooral doorgaan problemen op te lossen met de wijze van denken die eraan ten grondslag ligt. Jammer, want het bij elkaar brengen van bestuurders om echt iets te gaan doen, spreekt mij zeker aan!
F.T.M. Smits
EPA-patienten hebben zeker behoefte aan meer ondersteuning in en met het sociale domein, maar een veel groter probleem is de gebrekkige samenwerking tussen GGZ en de somatische zorg (en met name de huisarts). Als we hier niets aan doen, zal het welzijn én de levensverwachting (nu 15-20 jaar korter!) van deze medeburgers niet verbeteren.
Bestuurders én adviseurs zijn tot nu toe helaas onmachtig geweest om hier ook maar iets aan te veranderen. Ik zou hopen dat de MEDEWERKERS in de GGZ zich regionaal gaan organiseren en afspraken gaan maken met de regionale HUISARTSEN/POH-ggz. Zorg voor EPA-patiënten is immers altijd ketenzorg. Huisarts/POH-ggz en -somatisch, psychiatrie (psychiater, spv), maatschappelijke zorg en (soms) de somatische specialist zouden vaker de telefoon moeten pakken en gebruik moeten maken van een
‘warme overdracht’.
In een artikel in Medisch Contact (https://www.medischcontact.nl/nieuws/laatste-nieuws/artikel/de-vergeten-risicogroep-voor-hart-en-vaatziekten.htm) doen wij hiervoor voorstellen. Veel hoeft dit niet te koten; alleen een portie gezamenlijke wil!
De zorg voor deze risicogroep kan en moet beter!
Namens de werkgroep GGZ van de LHV Huisartsen Kring Amsterdam,
Frans Smits, huisarts.