Vorige week deed ik inspiratie op tijdens een conferentie van de Raad voor Volksgezondheid en Samenleving. Voorzitter Pauline Meurs hield een helder pleidooi voor een ander perspectief op sturing en organisatie van zorg en ondersteuning.
Zij pleitte voor een vierde basisprincipe voor ons stelsel naast de drie die we al hebben (kwaliteit, toegankelijkheid en betaalbaarheid): het principe van pluriformiteit. Het is een voorstel met vergaande maar naar mijn idee welkome gevolgen. We weten immers al veel langer: verschil maken werkt veel beter dan dat niet doen.
Ons stelsel van zorg en ondersteuning roept in de samenleving onbehagen en onvrede op, een zelfde soort onbehagen als over andere zaken in de rest van de samenleving leeft, aldus Pauline Meurs. Het stelsel is teveel geüniformeerd en gestandaardiseerd, gaf ze aan. Meer ruimte bieden voor verschillen, bijvoorbeeld voor de verschillende waarden rondom kwaliteit en verschillende zorg- en ondersteuningsarrangementen, kan daarin helpen. Wat kwaliteit is verschilt voor mensen en per situatie. Dat als uitgangspunt nemen kan eigenaarschap en zeggenschap van mensen vergroten en onbehagen terugdringen. Samen met je behandelaar of ondersteuner afwegen wat in jouw situatie kwaliteit is, levert immers een ander gevoel op dan dat dit van te voren al voor je bepaald is.
Ongelijk
Dit pleidooi ondersteun ik van harte. Het sluit aan bij wat we al langer weten: ons stelsel pakt ongelijk uit voor verschillende mensen, juist omdat we die verschillen onvoldoende serieus nemen. Zo is bekend dat de kwaliteit en uitkomsten van zorg bij laagopgeleiden en migranten regelmatig lager zijn dan bij andere cliënten. Laagopgeleiden hebben bijvoorbeeld een lagere overlevingskans bij kanker. Iets wat veel mensen nauwelijks kunnen geloven. Toch doen deze verschillen zich in de praktijk voor. We spreken er vreemd genoeg publiekelijk weinig over.
Een vergelijkbaar en inmiddels bekend voorbeeld is het verschil tussen mannen en vrouwen daar waar het gaat om symptomen van hart- en vaatklachten. Als je die niet kent of serieus neemt, kun je er in je diagnose flink naast zitten. Verschillen tussen mensen spelen ook een rol bij voorschrijving van medicijnen, die in verschillende lichamen heel anders kunnen uitpakken, niet zelden met grote gevolgen. En niet iedere terminale patiënt zit te wachten op dezelfde palliatieve zorg. Zo zijn er nog veel meer voorbeelden te noemen, die vragen om ‘personalized care’ omdat dat tot een meer gerichte aanpak leidt en dus beter werkt. Zorg die rekening houdt met de verschillen tussen mensen is veel effectiever dan zorg die ongelijken gelijk behandelt.
Geen blauwdruk
Het verschil maken werkt niet alleen beter bij individuele zorg, maar ook bij collectieve inspanningen. Een voorbeeld daarvan zijn de initiatieven in 164 gemeenten in ons land om de grote sociaaleconomische gezondheidsverschillen terug te dringen. Daar bestaat geen blauwdruk voor en die zal er ook niet komen. Het verlangen naar de enige echte aanpak van gezondheidsverschillen, hoe begrijpelijk ook, moeten we echt opgeven.
Er is natuurlijk wel kennis over wat wel en niet werkt, kennis die opgedaan is in veel programma’s en onderzoeken in binnen en buitenland. Bijvoorbeeld dat alleen leefstijl-gerichte activiteiten bij deze grote gezondheidsverschillen niet helpen en dat een veel bredere aanpak nodig is, gericht op de onderliggende oorzaken. Maar hoe je dat doet is per wijk en gemeente verschillend. Het is afhankelijk van de populatie, de woon- en leefomstandigheden, de initiatieven die er al zijn, andere contextfactoren en zeker ook afhankelijk van waar de energie bij betrokken mensen en professionals ligt. Er worden 164 op de eigen situatie afgestemde plannen van aanpak voor het terugdringen van gezondheidsachterstanden ontwikkeld in die 164 gemeenten. En dat is prima. Juist in het op de context toegesneden verschil ligt de effectiviteit van deze plannen. Natuurlijk kunnen we wel van elkaar leren, maar dat is een andere kwestie.
Nieuwe vragen
Pluriformiteit als uitgangspunt nemen roept wel nieuwe vragen op. Hoe verantwoord je verschillen in behandeling, ondersteuning of wijkaanpakken? Hoe monitor je de resultaten van deze activiteiten als je het verschil en context gebonden aanpakken als uitgangspunt neemt? Welk type kennis is hierbij nodig en welk type wetenschappelijk onderzoek helpt in de onderbouwing daarvan? Over deze zaken moeten we goed nadenken.
Maar het gaat lonen: verschil maken werkt. Diversiteitsbeleid leunde van oudsher zwaar op een ethische en emancipatorische dimensie. Die zijn en blijven van belang, we willen immers ieder recht doen. De zakelijke dimensie is echter te lang onderbelicht gebleven: pluriformiteit, rekening houden met verschillen in zorg en ondersteuning, leidt tot betere resultaten en is dus veel effectiever.
Directeur Pharos