Het waren roerige weken in de zorg. Van een schreeuwerig debat over de vrije artsenkeuze, die overigens nooit ter discussie stond, kwamen we terecht in een publicitaire heksenjacht op de top van de Nederlandse Zorgautoriteit. Die weer werd gekoppeld aan berichtgeving over verkeerde declaraties van ziekenhuizen, gemakshalve maar weer eens onder het kopje ‘fraude’.
Met aan de andere kant: zorgverleners die hun beklag deden over een enorme toename van de administratieve lasten. Kraakt het huidige zorgstelsel in zijn voegen? Het tegendeel is waar: het stelsel van gereguleerde concurrentie in de zorgverzekering begint juist te werken zoals beoogd. Wat we zien, zijn vooral de transitieproblemen waarmee die ontwikkeling gepaard gaat en de afrondende stappen in de regelgeving die nodig zijn om de transitie te completeren.
Gedoe
Wat moet er dan gebeuren om uit het huidige gedoe te komen? Want gedoe is er: ik noem als voorbeeld maar even de declaraties van de ziekenhuizen, waar op dit moment een klein legertje aan accountants en financiële experts bezig is alle systemen en rekeningen door te spitten om toch nog voor het eind van het jaar tot een goedkeurende verklaring bij de jaarrekening te komen.
Een illustratief voorbeeld, omdat het precies laat zien waar de schoen wringt: we hebben aan de ene kant zorgverzekeraars en instellingen verantwoordelijk gemaakt om hun eigen broek op te houden, terwijl aan de andere kant de overheid zich tot in het kleinst mogelijke detail blijft bemoeien met de rechtmatigheid en doelmatigheid van de zorguitgaven. Met een toezichthouder, de NZa, die daardoor in een onmogelijke positie terecht komt.
Moed
De oplossing is gelukkig relatief simpel maar vraagt wel om enige moed, zowel van de betrokken partijen als van de politiek. Het gaat om drie belangrijke stappen. Om met de zorginstellingen zelf te beginnen: die zullen bereid moeten zijn om te investeren in een goede en transparante administratieve organisatie en zich daarop ook te laten toetsen. Zorgverzekeraars, van hun kant, zullen dan de controles op een andere wijze moeten vormgeven en zoveel mogelijk moeten vertrouwen op certificering van het declaratieproces. Die bereidheid is er: begin dit jaar heeft Zorgverzekeraars Nederland met de revalidatiecentra verenigd in Revalidatie Nederland een convenant gesloten met precies deze strekking. Inmiddels is ZN ook met de NVZ in gesprek om voor de ziekenhuizen tot een intentieverklaring op dit punt te komen.
Noord-Korea
Maar daarmee zijn we er nog niet. Een noodzakelijke tweede stap – ik heb er op deze plek al verschillende keren voor gepleit – is een fundamentele aanpassing van de tarievenwet, de Wmg. Die gaat nu uit van het Noord-Koreaanse model: alles is verboden, tenzij het expliciet is toegestaan. In een stelsel waarin zorgverzekeraar en zorgaanbieder volledig zelf opdraaien voor de gevolgen van de gemaakte (inkoop-)afspraken, is zo’n wet niet alleen onnodig, maar ook schadelijk. Innovatie wordt geremd en de gevolgen van de huidige toezichtspiramide, met bijbehorende administratieve lasten, zijn inmiddels bekend. De politiek zal hier moeten durven loslaten. Hetzelfde geldt overigens voor het macro beheersinstrument, een bizar stuk regelgeving waardoor goed presterende zorginstellingen met terugwerkende kracht kunnen worden gekort omdat anderen te veel, of te dure zorg hebben geleverd.
Een derde stap betreft de doorvertaling van rekeningen naar patiënten. Dankzij het fors gestegen eigen risico zijn ziekenhuisnota’s, inclusief eventuele correcties achteraf, opeens relevant voor de individuele verzekerde. Dat is een probleem omdat het DOT-systeem, dat uitgaat van gemiddelde zorgproducten die automatisch worden afgeleid uit de activiteitenregistratie van het ziekenhuis, niet geschikt is om een begrijpelijke rekening met een reële prijs te kunnen sturen. Het systeem is daar niet voor ontworpen en de verzekerde stelt er, terecht, veel vragen over. Een eenvoudige oplossing voor de verzekerde is om wel informatie te geven over de behandeling, maar de gevolgen voor het eigen risico te koppelen aan een eenvoudige indeling van categorieën: een poliklinische behandeling kost de patiënt bijvoorbeeld overal 100 euro eigen risico, en een opname kost de patiënt 500 euro eigen risico. Daarmee is voor iedereen vooraf volstrekt helder wat een eventueel ziekenhuisbezoek gaat kosten.
Werk te doen
Het huidige zorgverzekeringsstelsel heeft ons al veel gebracht, in termen van kostenbeheersing, kwaliteit en toegankelijkheid. Wie daar aan twijfelt moet maar eens een vergelijking maken met de (volledig publiek gestuurde) AWBZ. Maar het is tijd om door te pakken en de benodigde vervolgstappen te zetten. Op sommige terreinen, bijvoorbeeld de aanpassing van artikel 13 Zvw, het vergroten van investeringsmogelijkheden in zorginstellingen, gebeurt dat ook. Maar als het gaat om declaraties en bekostiging is er nog werk te doen. Een deel daarvan ligt bij de sector zelf, door vooraf te investeren in de kwaliteit van de administratieve organisatie. Maar de overheid kan bijdragen door het in regelgeving gestolde wantrouwen te doorbreken. Dat betekent een radicale hervorming van de huidige Wmg, zodat zorgaanbieders en zorgverzekeraars de vrijheid krijgen om zelf afspraken te maken over hoe voor zorg betaald wordt. Het vraagt misschien ook om een andere inrichting van het huidige systeem van eigen risico, in ieder geval voor de ziekenhuiszorg. Drie praktische stappen om tot betere declaraties te komen. Wat houdt ons tegen?
Pieter Hasekamp
Algemeen directeur Zorgverzekeraars Nederland (ZN)