Er wordt de laatste tijd veel geschreven over gezondheidsverschillen: rijke, hoogopgeleide mensen zijn vaker gezond en arme mensen met alleen lagere school hebben vaker een korter leven met allerlei lichamelijke klachten. Zou Darwin dat ook ‘survival of the fittest’ noemen? Wie het beste overleeft in de participatiejungle versterkt de menselijke genenpool.
Zo gedacht, zijn gezondheidsverschillen ‘natuurlijk’. Het heeft weinig zin om die ongelijkheid aan te pakken. Toch?
Zijn gezondheidsverschillen onrechtvaardig? Als een lagere sociaal economische status direct verbonden wordt met minder gezonde levensjaren en eerder overlijden, denk ik: dat is niet eerlijk! Maar wordt het omgekeerd geformuleerd – mensen met een hoog opleidingsniveau en goed inkomen hebben een beter leven, ook wat zorg en gezondheid betreft – is mijn eerste reactie: wat een open deur! Toch zijn beide beweringen onlosmakelijk met elkaar verbonden.
Recht op gezondheid?
We vinden het niet erg onrechtvaardig dat mensen met een hoge opleiding ver op vakantie gaan of in mooie huizen wonen. Maar als blijkt dat de lage SES-groepen in de samenleving minder gezond zijn, is de publieke verontwaardiging groot. Waarom hebben we een ander gevoel bij de ongelijke verdeling van gezondheid dan bij de ongelijke verdeling van strandtijd en woongenot?
Misschien omdat we ziekte zien als onbeïnvloedbaar toeval. Als het ieder kan overkomen, mogen de consequenties verzacht worden. Dat vinden veel mensen redelijk. Maar het publieke debat over ongezonde gewoontes zwelt aan. Binnenkort heeft een verstokte roker geen kans meer op een longtransplantatie. Want we realiseren ons dat gezondheid voor een flink deel het gevolg is van gedrag. Ongezond? Eigen schuld! Maar het beroep op eigen verantwoordelijkheid heeft grenzen.
Kanttekeningen bij de participatiesamenleving
De WRR constateerde dat zelfredzaamheid niet voor iedereen haalbaar is. Er moet meer aandacht komen voor beperkingen in denk- en/of doenvermogen.
Vanuit het neoliberale denken wordt het denkvermogen vaak centraal gezet. Zelf kiezen staat centraal. Gevolgen van gedrag zijn je eigen verantwoordelijkheid. Aanspraak op hulp en zorg zijn niet vanzelfsprekend.
Met sociale medemenselijkheid als leidraad is er meer oog voor oorzaken in het verleden, een lastige context en beperkingen in het doenvermogen. Ook als je iets wilt en belangrijk vindt, lukt dat niet altijd. Ongezondheid, zelfs als het samenhangt met gedrag, kan het individu niet 100 procent aangerekend worden. Dus dan is hulp en zorg wél vanzelfsprekend.
Wat je denkkader ook is: vanuit beide motivaties zijn er goede argumenten om gezondheidsverschillen aan te pakken. In beide manieren van denken staat het versterken van de eigen regie centraal.
Twee denkkaders: één oplossing
De neoliberale kostenbewuste manager moet zich realiseren dat de zorg onbetaalbaar aan het worden is. Als de maatschappelijke kosten van de zorg oplopen, zullen de negatieve gevolgen als eerste bij de lagere inkomensgroepen voelbaar zijn. Wat weer tot minder gezondheid en hogere zorgkosten leidt, et cetera. Doenvermogen overschatten kan op termijn een dure strategie zijn. Dus moeten we zorg efficiënter organiseren. Gezondheidsvaardigheden van burgers verbeteren door preventie. Meer gezondheid uit elke gezondheidszorgeuro persen. Omdat kleine verbeteringen juist bij mensen die veel zorg gebruiken een groot effect hebben, is de extra aandacht voor mensen met lage gezondheidsvaardigheden heel logisch.
Verbeteringen van leefstijl beginnen met aandacht voor de persoon en een appèl op eigen regie. Niet ‘voor uw eigen bestwil’, maar om goed te begrijpen welke gedragsverandering past bij de context. Zorgvuldig eigen regie versterken, is zo een kosteneffectieve interventie.
Als sociale bewogenheid je motiveert om mensen met complexe problemen te helpen, ligt ineffectieve herhaling van zetten op de loer. Zonder oog voor de eigen verantwoordelijkheid, een zuiver zicht op oorzaken en context van problemen kan ‘helpen’ het probleem ook in stand houden. Wie op de goede manier wil helpen, versterkt de eigen regie van cliënten. Omdat je mensen dan beter helpt en oplossingen langer beklijven.
Zou Darwin glimlachen?
Gezondheidsverschillen zijn niet op korte termijn uit te roeien. Maar het heeft wel zin om oog te hebben voor lage gezondheidsvaardigheden. Met goed op de persoon afgestemde uitleg en zorg kan de zelfstandigheid van veel patiënten een boost krijgen. En meer eigen regie bij patiënten laat de betrokken zorgverlener glimlachen, en de kostenbewuste beleidsmaker ook. Misschien zou Darwin er zelfs blij van worden. Als hij nog leefde…
John Hoenen
Strategisch adviseur Reos