De afgelopen jaren is er meer en meer aandacht voor zaken als depressie en andere psychische aandoeningen. Van televisieprogramma’s en een heus Depressiegala tot aan grote publiekscampagnes van het ministerie: steeds meer partijen zetten zich in om het taboe rond psychische problemen te slechten.
Dat is een mooie en vooral belangrijke ontwikkeling, gezien het grote aantal Nederlanders dat met een psychische aandoening te kampen heeft. Het is echter niet genoeg om de maatschappelijke schade die hierdoor bestaat daadwerkelijk het hoofd te bieden. Hiervoor is een fundamentele denkomslag nodig. We moeten leren uitgaan van de economische en maatschappelijke winst die met bewezen psychologische behandelingen te boeken valt.
Somber stemmende cijfers
De aantallen zijn enorm. Denk bijvoorbeeld aan de achthonderdduizend Nederlanders die aan een depressie lijden. Of de bijna honderdduizend zelfmoordpogingen die we jaarlijks in Nederland zien. Angst- en stemmingsstoornissen staan in de top tien van kwalen met de grootste ziektelast, hoger dan bijvoorbeeld dementie of borstkanker. De druk die dit op onze maatschappij, de overheidsfinanciën en het sociale stelsel legt, is gigantisch.
Onder jongeren is het probleem het meest acuut. Liefst drie op de vier jongeren die kampen met een psychische aandoening krijgen hiervoor niet op tijd of zelfs helemaal geen behandeling. Kinderen die gebukt gaan onder een dergelijke last stoppen eerder met school, gebruiken sneller drugs en ontwikkelen vaker suïcidale gedachten. Onbehandelde angst- en stemmingsstoornissen worden dikwijls chronisch, werken lichamelijke klachten in de hand en trekken zo een zware last op de maatschappij. Wereldwijd gezien zijn psychische aandoeningen verantwoordelijk voor 40 procent van het ziekteverzuim. En in Nederland heeft een groot deel van de ontvangers van een Wajong- (76 procent) of arbeidsongeschiktheidsuitkering (39 procent) een psychische aandoening.
Het zijn somber stemmende cijfers. Cijfers die niet alleen zijn weg te poetsen door bijvoorbeeld de wachtlijstproblematiek aan te pakken, zoals die in politiek Den Haag nu – terecht – onder de loep licht.
Budget
Uiteindelijk draait het om geld. Al is de afgelopen jaren steevast een groeiend budget voor de sector vrijgespeeld, het blijft pijnlijk om te zien hoe schril investeringen in de geestelijke gezondheidszorg afsteken bij de omvang van de daadwerkelijke problematiek. Tel daarbij de kostenstijgingen in de somatische gezondheidszorg voor dure medicijnen en onnodige behandelingen in ziekenhuizen. Bij iedere paniekaanval een hartfilmpje maken op de eerste hulp is het paard achter de wagen spannen.
In welvarende landen, en zo ook bij ons, zijn psychische aandoeningen goed voor bijna 40 procent van het totale aantal ziekten. Hier staat in Nederland slechts 7 van het gezondheidsbudget tegenover. Dat is simpelweg te weinig.
Effectieve behandeling
Gelukkig is de oplossing voorhanden. Er zijn de afgelopen vijftig jaar veel bewezen effectieve psychologische behandelingen ontwikkeld. Behandelingen die gezondheidswinst opleveren en ervoor zorgen dat mensen weer kunnen functioneren in de maatschappij. Neem cognitieve gedragstherapie: de helft van de mensen met een depressie of angststoornis die deze behandeling volgt, herstelt. Of EMDR dat effectief is gebleken bij de behandeling van posttraumatische stress. Het zijn behandelingen met relatief lage kosten en een hoge slagingskans. Het is dan ook zaak dit soort bewezen effectieve therapieën breed onder de aandacht te brengen en voor een groot publiek toegankelijk te maken.
De maatschappelijke en economische winst zal groot zijn. Denk aan besparingen op de lichamelijke gezondheidszorg, het voorkomen en terugdringen van verzuim, het terugdringen van uitkeringen en het opschroeven van belastinginkomsten. Een proportionele investering in de geestelijke gezondheidszorg levert zo dubbele winst op.
Directeur van P3NL, de federatie van psychologen, psychotherapeuten en pedagogen-verenigingen