De Wibz introduceert nieuwe – en op punten vergaande – regels, onder meer wat betreft voorwaarden voor winstuitkeringen in de zorg, en bevat aanscherpingen van bestaande regels op het terrein van bijvoorbeeld Wtza-vergunningsvoorwaarden. Op onze website zetten we de belangrijkste voorgestelde wijzigingen in detail op een rij. Op deze plaats kort de belangrijkste aandachtspunten voor zorgorganisaties.
Wat is het doel van de Wibz?
De Wibz beoogt publiekrechtelijk toezicht (toezicht door de overheid) te introduceren op meerdere onderdelen van de bedrijfsvoering van zorgaanbieders. Op dit moment is het voor toezichthouders als de IGJ en de NZa lastig – zo meent de Regering – in te grijpen indien er – in de visie van de Regering – wat schort aan de bedrijfsvoering van een zorgaanbieder. Waar bedrijfsmatige keuzes van de zorgaanbieder een risico kunnen vormen voor de kwaliteit, betaalbaarheid en toegankelijkheid van de zorg, moeten externe toezichthouders volgens de Regering kunnen ingrijpen.
Wat zijn de belangrijkste wijzigingen die de Wibz introduceert?
De Wibz leidt enerzijds tot de introductie van een aantal nieuwe wettelijke maatregelen en anderzijds tot aanpassingen van bestaande regelgeving. Een uitgebreid overzicht staat op onze website. De belangrijkste zijn:
à Mogelijkheden om voorwaarden te kunnen verbinden aan het uitkeren van winst
Per zorgsector (waarvoor geen winstverbod geldt) kunnen door de overheid voorwaarden worden gesteld aan winstuitkeringen in de zorg. Denk aan voorwaarden die zien op de ‘financiële gezondheid’, ‘de kwaliteit van de zorg of jeugdhulp’, de ‘betrokkenheid van de interne toezichthouder’.
à Een wettelijke norm ter waarborging van normale marktvoorwaarden
Zorgaanbieders worden verplicht om schriftelijk vast te leggen dat sprake is van normale marktvoorwaarden bij “van betekenis zijnde transacties” met een bestuurslid, lid van de intern toezichthouder of een aandeelhouder, die een direct of indirect belang heeft bij de transactie. Dit kan worden geborgd door bijvoorbeeld onafhankelijke taxaties of het opvragen van offertes bij andere marktpartijen.
à Extra weigerings- en intrekkingsgronden wat betreft de Wtza-vergunning
Denk aan het niet voldoen aan artikel 2 van de Wkkgz, waarin is bepaald dat een zorgaanbieder ‘goede zorg’ moet verlenen, het niet voeren van een deugdelijke administratie als bedoeld in artikel 36 van de Wmg en het aanwezig zijn van ‘zodanige omstandigheden dat een goed en rechtmatig functioneren van de zorgaanbieder redelijkerwijs onvoldoende is geborgd’.
à Aanpassingen in de regels rondom het winstuitkeringsverbod dat voor bepaalde sectoren geldt
Zo krijgt de NZa de bevoegdheid aanwijzing aan zorgaanbieders op te leggen, inhoudende dat een uitbetaalde winstuitkering die in strijd is met het winstuitkeringsverbod, moet worden teruggevorderd. Tevens wordt het begrip winstuitkering gedefinieerd en zal het winstuitkeringsverbod worden gekoppeld aan de zorg, en niet langer aan de instelling en functionaris die de zorg levert.
Toezicht NZa
De NZa krijgt diverse nieuwe toezichtstaken met de invoering van de Wibz. De NZa zal tevens toezicht gaan houden op:
– De normen gericht op het voorkomen van de negatieve gevolgen van tegenstrijdige belangen;
– De waarborgen omtrent de normale marktvoorwaarden bij van betekenis zijnde transacties;
– De aanvullende voorwaarden aan winstuitkering voor zorg- en jeugdhulpaanbieders.
Bij het vormgeven van het toezicht kan de NZa, zo geeft de toelichting weer, gebruik maken van de gegevens waarover zij beschikt. Bijvoorbeeld gegevens in het kader van de jaarverantwoording kunnen voor de NZa aanleiding zijn om bij zorgaanbieders nadere informatie op te vragen.
Vergaande nieuwe wetgeving: impact en proportionaliteit
Over de Wibz zal nog veel geschreven en gezegd worden. Op dit moment betreft het een wetsvoorstel. Dit wetsvoorstel kan dus nog wel wijzigen.
Een eerste analyse van het wetsvoorstel baart ons wel zorgen. Zo zal de Wibz deels tot lastenverzwaringen bij zorgaanbieders leiden (denk aan meer informatie aanleveren bij de Wtza-vergunningsaanvraag). Belangrijker is dat de meest essentiële elementen niet in de wet zelf worden geregeld, maar worden overgelaten aan lagere regelgeving. Denk aan het bepalen van de sectoren waarvoor voorwaarden gelden aan winstuitkeringen en welke voorwaarden dit betreffen.
Dit bekent dat dergelijke voorwaarden waarschijnlijk snel – en in ieder geval zonder een formeel wetgevingsproces van een wet in formele zin – kunnen worden doorgevoerd voor bepaalde sectoren, met voor die sectoren een grote impact. Deze onzekerheid kan ook gevolgen hebben voor de bereidheid om bepaalde sectoren van het broodnodige kapitaal te voorzien. Want een bank of investeerder zal een organisatie, die op korte termijn te maken kan krijgen met een winstuitkeringsverbod, mogelijk minder snel of tegen ongunstiger voorwaarden financieren. Zodoende kan de beoogde besparing om in te kunnen grijpen bij onwenselijke ontwikkelingen als averechts effect hebben dat voor de gehele zorg slechtere voorwaarden in het kader van financiering gaan gelden, met hogere kosten van dien.
Ook dient afdoende aandacht te worden besteed aan de proportionaliteit van deze wetgeving: in een eerder artikel vroegen wij ons al of de Wibz niet vergelijkbaar is met schieten met een kanon op een mug. Voorts zijn bepaalde nieuwe weigerings- en intrekkingsgronden voor de Wtza-vergunning dermate vaag omschreven, dat dit tot rechtsonzekerheid bij zorgaanbieders zou kunnen leiden. Want wanneer is sprake van “zodanige omstandigheden dat een goed en rechtmatig functioneren van de zorgaanbieder redelijkerwijs onvoldoende is geborgd’?
Daarnaast kun je je zondermeer afvragen of het verstandig is wet- en regelgeving in te voeren waardoor het minder aantrekkelijk wordt om in de zorg werkzaam te zijn. De huidige tendens is dat de zorg al afdoende uitdagingen heeft om e.e.a. qua bemensing rond te krijgen. Dergelijke, voor zorgaanbieders demotiverende, wet- en regelgeving draagt daar niet aan bij.
Kortom: het laatste woord zal over de Wibz nog niet zijn gezegd en ook wij zullen hier aandacht aan blijven besteden.
Daniël Post