Generatie Z betreedt de arbeidsmarkt! Help, wat nu? Hoe spreek ik deze generatie aan? Hoe krijg ik ze in mijn organisatie en hoe houd ik ze vast? Om nog maar te zwijgen over de verschillen tussen millennials, generatie X en de babyboomers. Herkenbaar? Dit soort vragen spelen op dit moment bij veel organisaties, ook in de zorg. En terecht, zou je denken, met het oog op de krappe arbeidsmarkt.
Generatiedenken is breed geaccepteerd
Media lichten de verschillen tussen generaties graag uit en veel bedrijven verdienen goed geld met deze ideeën. Ook uit wetenschappelijk studies zou blijken dat generaties fundamenteel van elkaar verschillen, als het gaat om motivatie, arbeidsethos of karaktereigenschappen.
Feit of fictie?
Maar wanneer je er goed induikt zie je dat écht bewijs voor het bestaan van generaties ontbreekt. Het begint al met de vraag wanneer je tot een bepaalde generatie hoort, en wanneer niet. De scheidslijnen tussen generaties zijn arbitrair. Zelf ben ik geboren in 1982 en zou ik tot de pragmatische generatie behoren (1970-1985). Maar anderen zeggen juist dat ik tot generatie Y behoor (1980-1994).
Een ander probleem is dat onderzoeken naar verschillen tussen generaties vaak maar één meetmoment kennen. Onterechte conclusies liggen op de loer. Een voorbeeld: stel dat medewerkers die tot generatie Z behoren gemiddeld lager scoren op werktevredenheid dan medewerkers die tot generatie Y behoren. Dan zou je kunnen concluderen dat generatie Z minder tevreden is dan generatie Y. Vergeten wordt om te toetsen of generatie Y ook minder tevreden was, toen ze net zo oud waren als generatie Z. Het kan zomaar dat je verder in je loopbaan meer tevreden bent. En dat medewerkers die nu nog jong zijn, over tien jaar net zo tevreden zijn als generatie Y nu.
Generatieverschil of een ander effect?
Ook worden verschillen of gedragingen vaak afgedaan als ‘generatieverschil’. Voor andere verklarende factoren zoals leeftijdsverschillen, de tijdgeest of periode waarin je opgroeit, persoonlijkheidsverschillen, scholing of cultuur is geen oog. De samenleving verandert, dat doet iets met de kansen en mogelijkheden op de arbeidsmarkt. Ook doet het wat met hoe we naar werk kijken. Een goede werk-privébalans kan belangrijk zijn, omdat je in een bepaalde levensfase zit (leeftijdseffect), of omdat iedereen in de maatschappij anders aankijkt tegen de werk-privébalans (periode-effect). De behoefte aan een goede werk-privébalans toeschrijven aan een generatie is dan te kort door de bocht. Kortom, er zijn wel degelijk verschillen in hoe we naar werk kijken, maar die kunnen we niet (alleen) verklaren door generatieverschillen.
Organisatiebeleid dat gebaseerd is op generatieverschillen, is in feite beleid waar geen bewijs of onderbouwing voor is. Dat is iets anders dan geen rekening houden met verschillen op de werkvloer. Verschillen zijn er wel degelijk, en dat is niet alleen van deze tijd. Die verschillen waren er vroeger ook, en zullen er altijd blijven.
Houd als organisatie niet vast aan de mythe van generatieverschillen. Richt je op de vraag welke behoeften jouw medewerkers hebben en speel daar op in!