Deurbel gaat. ADL-assistent komt binnen. Ik kijk afwachtend en met angst naar haar of zij zelf haar handen met handzeep gaat wassen of dat ik haar erop moet wijzen. Ze loopt naar de wastafel en ik merk dat ik een zucht slaak. Geen discussie hierover. Zij begrijpt de richtlijnen en meer nog, zij begrijpt mijn kwetsbaarheid en mijn grote zorgen hierom in deze bizarre tijd van het losgeslagen coronavirus.
Zij voert, na een voor mij vermoeiende dag vol zorgen, mijn ADL-assistentie uit en ik merk dat mijn hoofd overuren maakt en dat alle informatie over corona voorbij komt. Zou zij besmet zijn? Kan zij mij besmetten? Ben ik misschien nu besmet? Praat ze niet met teveel speeksel en hangen er nu druppels in de lucht? Wat raakt zij aan? Ik spreek mezelf in mijn hoofd streng toe om te stoppen met deze gekmakende gedachten. Twee tellen later merk ik dat mijn gedachten weer opnieuw beginnen. Ik glimlach naar de ADL-assistent om mijn zorgen en mijn schuldgevoel te verbergen, omdat ik dit denk en voel voor mensen die mij zo goed als zij kunnen verzorgen. Weer spreek ik mezelf toe: hou op, hou op.
Ik zit ondertussen in bed en de ADL-assistente zet mijn beademingsmasker op. Het moment dat het masker op is schieten de beelden voorbij van het artikel waarin aangegeven staat dat er in Italië te weinig IC-bedden zijn en te weinig beademingsapparatuur. Er moeten keuzes gemaakt worden tussen wie mag blijven leven en wie niet. Ik voel tranen opschieten, maar ik onderdruk ze.
18.59 uur zit ik klaar en ik vraag de ADL-assistente of ze even de toespraak wil blijven kijken, anders mist ze deze bij het teruglopen naar de unit. Ze is blij en pakt er een stoel bij. Samen stil starend naar Rutte zijn toespraak. Een toespraak waarin hij Nederland toespreekt en uitlegt dat er gekozen is voor optie 1: flatten the curve en langzaam aan een immuniteitsschild opbouwen rondom de kwetsbaren. Die woorden komen binnen. Ik moet in leven blijven en niet besmet raken, en om mij heen moeten gezonde mensen besmet raken en immuniteit opbouwen. ADL-assistent kijkt mij aan en zegt: ik moet dus besmet raken en weer beter worden, zodat ik jou kan blijven helpen en jou niets overkomt? Ik knik met tranen in mijn ogen en een brok in mijn keel. Ja dat klopt. De toespraak loopt af ze staat op en zegt “het komt wel goed”. Ik blijf verward achter. Ik voel enorme waardering voor haar, de ADL-assistente, maar voel ook enorme zorgen hoe ik mezelf onbesmet en dus in leven kan houden.”
Al sinds het ontstaan van Fokus in de jaren zeventig van vorige eeuw zetten onze medewerkers zich met hart en ziel in om een gewoon leven voor mensen met een fysieke beperking mogelijk te maken. En die passie van al onze medewerkers maakt ons zo bijzonder en helpt ons door deze crisis heen, daar ben ik van overtuigd. Het coronavirus vraagt heel van ons en van onze organisatie. En tegelijk is het verhaal van onze cliënten heel eigen, heel intens, heel puur. Bovenstaand verhaal vertelt hoe een cliënt gisteren beleefde en dat wil (en mag) ik graag met jullie delen. Omdat het mij raakte, omdat het mij deed beseffen waarvoor we het doen. Een verhaal dat verteld moet worden vind ik. Ik voel de zorgen, ik deel de waardering. Er moet nog veel gebeuren, maar samen kunnen we deze crisis aan.
Jeroen Lambriks
Bestuurder Fokus