Op 1 december a.s. presenteert arts en ondernemer Erik-Jan Vlieger (1971) zijn eerste boek ‘Het nieuwe brein van de dokter’ – uitgeverij Bohn Stafleu van Loghum. In zijn zoektocht naar hoe we in Nederland de beste zorg voor patiënten kunnen bereiken, ontdekte de auteur dat het handelen van artsen tot 17 jaar achterloopt op de wetenschap.
De vooruitgang in de geneeskunde is fenomenaal. Dertig jaar geleden was de vijf-jaars-sterfte aan borstkanker 22 procent, tegenwoordig is dat 11 procent – een halvering. Als je 30 jaar geleden besmet raakte met HIV, was sterven aan AIDS onvermijdelijk. Tegenwoordig is een HIV-besmetting een chronische ziekte die met medicijnen in toom gehouden wordt. Een maagzweer moest vroeger geopereerd worden, nu weten we dat een bacterie de boosdoener is en zijn antibiotica voldoende.
Zo zijn er vele fantastische voorbeelden van grote vooruitgang in de geneeskunde. Waar komt die vooruitgang vandaan? Er is maar één antwoord: uit de medische wetenschap. Die leert ons wat werkt en wat niet. En met die nieuwe kennis maken artsen de zorg elk jaar weer beter.
Nieuwe kennis
Er is enorm veel nieuwe kennis: in 2016 verscheen er elke 23 seconden een biomedisch artikel. Dat waren 17 klinische artikelen per dag voor bijvoorbeeld een neuroloog. Die stroom aan nieuwe kennis kan geen arts voor zichzelf bijhouden – en dat verwacht ook niemand.
Om die nieuwe kennis toch te kunnen gebruiken voor patiënten, vatten artsen sinds de jaren ’90 de literatuur samen richtlijnen. Dat werkt redelijk goed, gezien de enorme gezondheidswinst die geboekt is. En toch is dit kwetsbaar. Er zijn data die laten zien dat het klinisch handelen gemiddeld 17 jaar achterloopt op de wetenschap. En het lukt gewoon niet om alle richtlijnen die nodig zijn, te schrijven en up-to-date te houden. Dat probleem wordt elk jaar groter, want de hoeveelheid nieuwe kennis groeit.
De afgelopen 10 jaar kwam er elk jaar 6 procent bij aan nieuwe artikelen. Als dat zo doorgaat – en er zijn goede redenen om te veronderstellen dat het zelfs méér zal zijn dan 6 procent – verschijnt er over 10 jaar elke 14 seconden artikel.
Slimmer werken
Als we geen slimmere manieren verzinnen om met kennis om te gaan, zal de achterstand van het handelen op wat mogelijk is, steeds verder toenemen. Gelukkig zijn er goede manieren om dit aan te pakken. Als artsen slimmer met elkaar samenwerken in klinische netwerken, kan deze kwetsbaarheid makkelijk verdwijnen.
Nu schrijft een kleine groep artsen landelijk een richtlijn. Deze artsen moeten ieder dus veel literatuur lezen. Een klinisch netwerk bestaat uit een grotere groep samenwerkende artsen. Zij kunnen met meer personen die nieuwe artikelen lezen. Als een minderheid oordeelt dat een artikel niet relevant of goed is, hoeft de meerderheid daar niet meer naar te kijken. Zo kan het werk slim worden verdeeld. Als het beoordelen van literatuur ook nog nascholingspunten oplevert, gaat dat nog gemakkelijker. Met meer betrokken artsen is er meer eigenaarschap – cruciaal voor richtlijn-adherentie.
Als richtlijnen zo worden geschreven dat kleine wijzigingen makkelijk worden doorgevoerd, is het veel makkelijker om ze dynamisch te onderhouden. En als die richtlijnen vooral handelingsgericht zijn, dan hoeven artsen die niet meer te vertalen naar lokale protocollen, waardoor er tijd overblijft om met elkaar die groeiende hoeveelheid literatuur te tackelen. Dat zijn klinische netwerken – nieuwe stijl.
Arts en ondernemer
Het boek ‘Het nieuwe brein van de dokter’ (ISBN / ISSN 9789036820004) wordt uitgegeven door Bohn Stafleu van Loghum en is verkrijgbaar via www.bsl.nl/het-nieuwe-brein-van-de-dokter. – verkoopprijs € 24,95