Terechte vraag. Echter juist in een tijd dat we geleefd worden door dagkoersen is het van belang om naar trends te kijken. Immers sommige ontwikkelingen voltrekken zich bijna ongemerkt.
Ziekteverzuim
Een voorbeeld hiervan is dat we nu dagelijks zorgwekkende cijfers over de hoogte van het ziekteverzuim in de zorg krijgen. Er is echter sprake van een trend die zich in 2013 heeft ingezet en sindsdien uitdrukking is van een jaarlijks toenemend ziekteverzuim, over de volle breedte van de zorg, waarbij de ggz koploper is en ziekenhuizen tot en met 2019 het laagste ziekteverzuim kenden. Juist door over een langere termijn te kijken worden deze ongemerkte sluimerende, maar trendmatige veranderingen zichtbaar.
De trend die vooraf ging
Voor dit blog maak ik gebruik van de data die Intrakoop deze week publiceert over de periode 2011-2019. Het is een periode van 9 jaar waarin de Nederlandse economie herstelde van de financiële crisis en de overheid flink de broekriem aanhaalde wat betreft haar uitgaven. In de gezondheidszorg mondde dat uit in een reeks bestuurlijke akkoorden. Deze kwamen neer op beperking van groei, overheveling van zorg richting eerste lijn en thuis, en ruimte voor innovatie.
Soms is het ook interessant om een effect van de corona crisis te koppelen aan een trend die er aan voorafging. Bijvoorbeeld personeel niet in loondienst. Dit stijgt in de gezondheidszorg, met name in de care sinds 2016 met zo’n 50 procent als aandeel van het totale uitgaven aan personeel. Een publicatie in ESB van 21 januari jl. stelt vast dat aan het einde van 2020 er meer medewerkers zijn met een vast contract en dat het aantal mensen met een flexibel contract fors is afgenomen ten opzichte van voorgaand jaar. Dit kan een uitdrukking zijn van een flinke krapte op de arbeidsmarkt voor zorgpersoneel, waarbij werkgevers hun flexibele schil, eerder ingezet om risico’s te beperken, verkleinen om hun positie als werkgever op de arbeidsmarkt te verbeteren en personeel aan zich te binden. Daarnaast hebben we te maken met de werking van de Wet arbeidsmarkt in balans, die het voor de werkgever aantrekkelijk moet maken om vaste medewerkers in dienst te hebben. Anderzijds leidde de Covid-crisis zelf tot een afname van verloop in de zorg en dus was er ook minder reden om met tijdelijk personeel de continuïteit te borgen.
Secundaire effecten van bestuurlijke akkoorden
Als we de posities van de verschillende sectoren in de zorg door de oogharen bekijken dan stellen we vast dat de ziekenhuizen er uitspringen ten opzichte van de ggz, de gehandicapte zorg en de ouderen en thuiszorg. En wel op verschillende aspecten die bedrijfsvoering raken. Op de eerste plaats stijgt de omzet van ziekenhuizen in de periode 2011 tot en met 2019 met ruim 40 procent, in geld 8,9 miljard euro. In deze periode maakte de gehandicaptenzorg een groei door van 28 procent (2,2 miljard euro), de VVT-sector groeide met zo’n 19 procent (3,1 miljard euro) en de ggz met slechts 9 procent ( 0,9 miljard euro). Hoewel de investeringen in die periode voor de gehele zorg een dalende trend laten zien , bedragen die voor de ziekenhuizen toch nog bijna 2 miljard in 2019. Het aandeel van de flexibele contracten bij de ziekenhuizen ligt het laagst, evenals het ziekte verzuim.
Deze bedrijfsmatige data overziend ontstaat er een intuïtief beeld dat de ziekenhuiszorg een onderdeel van de zorg is dat zich in positieve zin onderscheidt van de overige zorgsectoren en daarmee op de arbeidsmarkt een positief imago heeft.
Je zou kunnen zeggen dat dit deels secundaire effecten van de bestuurlijke akkoorden zijn. Immers een ggz die weliswaar qua visie gesteund een opdracht aanvaardt om 30% van de klinisch capaciteit te reduceren en zorg te verplaatsen naar de eerste lijn is jarenlang getroffen door reorganisaties om dit doel te realiseren. Dit werpt natuurlijk zijn schaduw vooruit op de arbeidsmarkt en dus ook de keuze door scholieren en studenten voor een opleidingsrichting.
Hoge reserves
Tot slot nog een opmerkelijk observatie. De financiële kengetallen laten in de volle breedte een positieve ontwikkeling zien, in die zin dat de solvabiliteitsratio’s flink gestegen zijn. Ze liggen in 2019 allemaal boven de 25 procent. Dat positieve beeld geldt ook voor de liquiditeitsratio´s. Met andere woorden ondanks de licht dalende marges in de zorg is er een flinke buffer opgebouwd, die juist voor innovaties ingezet kan worden. Dat was het derde doel van de bestuurlijke akkoorden en het perspectief van de Juiste Zorg op de Juiste Plaats. Daarbij valt op dat de sector die objectief het minst risicovol is, de gehandicaptenzorg over de hoogste solvabiliteit beschikt. Het hebben van zeer langdurige relaties met de cliënten en een relatief stabiele verrekening die grotendeels plaats vindt via de Wet langdurige zorg geven weinig aanleiding voor deze hoge reserves.
Kortom dit alles overziend is het de vraag of de Covid crisis veel gaat betekenen als het gaat om deze lange termijn ontwikkelingen? Dat zou nog wel eens mee of zo u wilt tegen kunnen vallen.
Richard Janssen
Hoogleraar Economie en Organisatie van de Gezondheidszorg verbonden aan de Universiteit van Tilburg bij het departement Tranzo