Het zijn enerverende en angstige tijden. Het coronavirus bedreigt ons allemaal, wereldwijd. En niet alleen onze gezondheid, maar ook onze bestaanszekerheid, onze sociale contacten, ja eigenlijk alles wat ons dierbaar is. “Alles van waarde is weerloos”…om Lucebert te citeren.
Ik zie dat kwetsbaren extra kwetsbaar zijn; dak- en thuislozen voor wie opvang nóg moeilijker is, kinderen die thuis moeten leren terwijl er geen computer is, zzp’ers en flexwerkers die geen inkomen meer hebben, mensen voor wie ‘thuis’ door geweld helemaal geen veilige plek is… En ja, ik zie ook de ego-hamsteraars, die schijt hebben aan social distancing als het laatste pak wc-papier binnen handbereik is en zich weinig aantrekken van mensen die na een lange dag werken lege winkels aantreffen.
Sociale veerkracht
Maar toch, wat ik vooral zie zijn heel veel initiatieven van betrokken burgers die iets willen bijdragen, die van waarde willen zijn. Van burgers die zorgmedewerkers – van wie we het uiterste vragen – ondersteunen door bijvoorbeeld maaltijden te bereiden. Van studenten, die als vrijwilliger kijken wat ze voor ouderen in de buurt kunnen betekenen. En van oud-medewerkers in de zorg die hun collega’s komen helpen. De sociale veerkracht van Nederland is groot. Dat is hartverwarmend. Daarmee komt ook het besef dat corona allang niet meer alleen een volksgezondheidsprobleem is. Het raakt de gehele samenleving.
Publieke waarden in crisistijd
Wat we nu ook nodig hebben is bestuurlijke veerkracht. Het is goed dat zonder omhaal en beperkingen (‘whatever it takes’) de portemonnee voor het bedrijfsleven getrokken wordt. En het is mooi om te zien hoe ziekenhuizen er alles aan doen om patiënten te helpen.
En toch gaat het daar ergens knagen. De huidige crisis wijst ons namelijk ook haarscherp op hardnekkige tekortkomingen in het stelsel. Want waarom moeten ziekenhuizen de noodklok luiden om patiënten elders ondergebracht te krijgen en gaat die samenwerking niet vanzelf, ook internationaal? Waarom spreken we huisartsen die bang zijn dat triage alleen plaatsvindt op medische gronden, en niet op sociale en ethische gronden? Zo kan beter rekening gehouden worden met de behandeling van kwetsbare of palliatieve patiënten. En accepteren we dat mensen in Nederland overlijden met alleen mensen in witte pakken en mondkapjes om hen heen, of zoeken we naar alternatieven, bijvoorbeeld door medewerkers te testen?
We hebben nu geen tijd voor deliberatie en sessies over interprofessioneel leren. Maar we hebben wél de verantwoordelijkheid om ook in crisistijd publieke waarden, die van het bieden van zo goed mogelijke zorg voor iedereen voorop, te borgen.
Veel van de problemen weten we nu met een enorme inzet op te lossen; onder druk wordt alles vloeibaar. Hopelijk leren we daar ook van. De crisis kan het begin zijn van een meer veerkrachtig stelsel; een stelsel gericht op samenwerking in plaats van concurrentie. Van meer integrale zorg over domeinen heen in plaats van fragmentatie. Van meer aandacht voor preventie – alles bepalend bij een pandemie – naast een curatieve aanpak. En van medisch handelen dat – in de huidige situatie noodzakelijkerwijs – meer gericht is op het omgaan met onzekerheid over wat goede zorg is, in plaats van de illusie van zekerheid, gebaseerd op randomized controlled trials.
Maar voor nu is de grootste opdracht coûte que coûte te vermijden dat de klappen te groot worden. Dat vraagt behalve bestuurlijke veerkracht ook het kordaat adresseren van bestaande systeemfouten en daar waar nodig te durven kiezen voor rigoureuze oplossingen, die de veerkrachtige samenleving ondersteunen. Whatever it takes.
Jet Bussemaker
Voorzitter RVS