Enkele weken geleden kreeg ik van een beleidsmedewerker het overzicht van de prestatie indicatoren die het UMC Utrecht in 2011 heeft aangeleverd aan de Inspectie voor de Gezondheidszorg en Zichtbare Zorg. Zestig pagina’s met bijna tweeduizend indicatoren, alle voorzien van een stoplichtrapportage, groen, oranje, rood.
Het is een ongedifferentieerde lijst van zinvolle indicatoren (door-to-needle time voor patiënten met een beroerte), overlappende indicatoren die toch weer net iets anders zijn (borstkanker), zinloze indicatoren omdat we het niet eens kunnen worden over definities (doorligwonden) of omdat we alle patiënten over dezelfde kam scheren (pijnmetingen bij iedereen). Het effect van deze indicatoren op de kwaliteit van de zorg en de patiënt veiligheid is gering. Ze zijn niet motiverend voor medewerkers, ze laten bestuurders niet toe een bruikbaar kwaliteits-dashboard in te richten en ze creëren overbodige bureaucratie (alleen voor het tegemoet komen aan de uitvragen van de toezichthouders, heeft het UMC Utrecht vijf nieuwe medewerkers in dienst moeten nemen, waaronder twee fulltime juristen).
Zo kan het ook
Twee weken geleden werd het UMC Utrecht bezocht door zes auditoren van de Joint Commission International. Na twee jaar voorbereiding was het tijd voor de officiële accreditatie audit. De auditoren, allen destijds zelf actief in de zorg als arts, bestuurder, verpleegkundige en verloskundige, kamden vakkundig het hele UMC uit aan de hand van logische en gevalideerde kwaliteits- en veiligheidsnormen. Ze bezochten nagenoeg alle afdelingen, spraken met tientallen medewerkers, deelden complimenten uit als er sprake was van een best practice, en namen ruim de tijd om in het geval van onvolkomenheden de medewerkers te vertellen waarom het belangrijk is toch aan deze norm te voldoen. Aan het einde van de week op een zomerse zaterdag – toen werd medegedeeld dat we de accreditatie hadden behaald – stonden meer dan duizend medewerkers in drie collegezalen te juichen.
Motiverend effect
De manier van kwaliteit en veiligheid borgen en meten aan de hand van duidelijke normen, de respectvolle educatieve manier waarop de auditoren onze medewerkers benaderden, de aandacht voor patiënt in al zijn kwetsbaarheid; ze hadden een buitengewoon motiverend effect. Alle medewerkers zijn enthousiast om hun werk te tonen, te accepteren dat ze het anders of beter kunnen doen, en zijn bereid om hun werkwijze te veranderen en er ook waar nodig schriftelijk verslag van te doen. Als bestuurder krijg ik door de opmerkingen na de audit een goed beeld van waar het UMC Utrecht nog veiliger zorg kan bieden. En we hebben een strak dashboard dat we kunnen delen met de organisatie en de raad van toezicht. Verbetering en verslechtering is te volgen. Zonder extra bureaucratie of menskracht.
Het Kwaliteitsinstituut i.o. wordt bestempeld als het volgende bureaucratische orgaan, dat weer gaat komen met de volgende set indicatoren. Op zich een begrijpelijke eerste reactie. Ze komt echter niet zozeer voort uit de angst dat er weer iets bij komt, maar uit de angst afstand te moeten nemen van de eigen uitvraag van indicatoren. Nu de term onzin-zorg is ingeburgerd, kunnen we ook de term onzin-uitvraag beginnen te gebruiken. Laten we er mee stoppen. Het motiveert de betrokken zorg professionals niet, het geeft geen bestuurlijke handvatten, en het zorgt niet voor betere en veiliger zorg.
Jan Kimpen
Voorzitter raad van bestuur UMC Utrecht
Voorzitter van de Adviescommissie Kwaliteit van Zorginstituut Nederland