De wijze van premiebetaling zal in elk stelsel een issue zijn. Aanleiding van dit schrijven is de aanhoudende berichten van minister, verzekeraars en meeste politici en zorgeconomen dat het huidige stelsel een solidair stelsel is. Met publieke garanties is dit ten dele ook waar. Maar deels op financieel gebied niet.
Veel chronisch zieken en gehandicapten hebben een financieel probleem via een stapeling van eigen bijdragen. Verder zegt 9 procent van de Nederlanders het laatste jaar zorg om financiële reden te hebben uitgesteld of gemeden.
Solidair?
De Zorgverzekeringswet (Zvw) heeft kenmerken van solidariteit. Tussen ziek en gezond, tussen werkenden en werklozen, tussen oud en jong. Maar is de solidariteit er ook tussen arm en rijk, zoals wordt beweerd?
Discussie over solidariteit is waardenvrij als de individuele inspanning voor een beter stelsel en een betere collectieve gezondheid, materieel en immaterieel, niet ook een solidaire financiële invulling kent. Solidair in financiële zin, tussen arm en rijk, is de situatie waarbij meer of minder inkomsten of vermogen inhoudt dat er ook evenredig meer of minder wordt betaald.
Het budget Zvw bedraagt in 2017 ruim 44,4 miljard. De financiering is nu: 21,8 miljard inkomensafhankelijk (49,1%), 16,9 miljard nominale premie (38,1%), 2,5 miljard Rijksbijdrage kinderen (5,6%) en 3,2 miljard eigen betalingen (7,2%). In de wet is vastgelegd dat evenveel inkomsten worden verkregen via de inkomensafhankelijke bijdrage (IAB) via werkgever of zelfstandige, als via de overige drie posten.
Meerpersoonshuishoudens met een gezamenlijk inkomen van minder dan 35.116,-, dit zijn 40 procent van alle huishoudens, krijgen als compensatie ter bescherming van hun inkomen een door de Belastingdienst verstrekte zorgtoeslag. Voor 2017 rekent het CPB op 5,1 miljoen zorgtoeslagontvangers, ter waarde van in 2013 al 5 miljard (CBS, 2013). De Rijksbijdrage kinderen en de zorgtoeslag worden dus betaald van belastinggeld!
Grenzen
Onvoldoende financiële solidariteit laat zich allereerst gelden door een ingestelde bovengrens. Er is namelijk een maximaal bedrag vastgesteld waarover de IAB wordt berekend: dit is 53.697 euro. Dit betekent dat bij een inkomen wat hoger of veel hoger ligt, er geen extra premieverhoging volgt.
Ten tweede is er voor deze groep met een inkomen van boven de 53.697 euro ter vaststelling IAB geen vermogenstoets. Een vermogenstoets die wel wordt ingezet bij de ondergrens, bij het toekennen van wel of geen zorgtoeslag. Immers, bij een inkomen van minder dan 35.116, maar met een vermogen van 132.752 euro krijgt een meermanshuishouden geen zorgtoeslag.
Ten derde, de schijven van box I van de Inkomstenbelasting zijn niet afgesteld op de Zvw. Dit betekent dat huishoudens met een inkomen van tussen de 35.116 (grens zorgtoeslag) en 53.697 (bovengrens zorgwet) relatief veel betalen aan zorgpremie. Deze groep ontvangt geen zorgtoeslag en betaalt naast hun vaste inkomensonafhankelijke nominale premie en mogelijk hun eigen risico, binnen schijf 3 van IB Box I (niet AOW) wel hun 40,40 procent belasting. Hun eigen belastinggeld waarvan een deel wordt besteed aan collectieve zorgtoeslag en rijksbijdrage.
Ten vierde, 6 miljoen mensen hebben via 64.000 collectiviteiten ‘recht’ op gemiddeld 7,8 procent premiekorting. Omdat deze collectiviteiten inkomensonafhankelijk zijn opgezet en geen zorginhoudelijke meerwaarde hebben, leveren ze aan maatschappelijke en financiële solidariteit geen bijdrage.
Tot slot draagt de calculerende burger die het eigen risico vrijwillig met maximaal 500 euro verhoogd tot maximaal 885 euro, hier ook niet aan bij.
Inkomenspolitiek
Een eerdere poging tijdens de aanloop van het huidige kabinet (2012) om de betaling van de Zvw meer inkomensafhankelijk te maken, mislukte vanwege te forse koopkrachtdaling bij de genoemde middengroep en hogere inkomens. Hoewel een IAB hoort bij financiële solidariteit, is het 100 procent invoeren ervan inkomenspolitiek. En dat ligt gevoelig. En dus zullen de inkomensgevolgen voor alle vier schijven in Box I goed in beeld moeten worden gebracht.
Een premiebetaling naar draagkracht leidt niet tot betere of meer doelmatigere zorg. Daarvoor zijn andere instrumenten nodig. De Belastingdienst mag rechtmatig kennis over inkomens vergaren en zal is de uitvoering op zich moeten nemen.
Eigen bijdrage blijft nodig
Met de invoering kan de zorgtoeslag worden afgeschaft. Met dezelfde argumenten kunnen ook het huidige eigen risico en eigen betalingen vervangen worden door een inkomensafhankelijke eigen bijdrage, als zorg wordt afgenomen die ook nu al niet onder het eigen risico valt (kind tot 18 jaar, huisarts, wijkverpleegkundige, verloskundige). Met als collectieve opbrengst dezelfde 3,2 miljard per jaar. Dit geeft het duidelijke signaal af dat ontvangen zorg voor niemand gratis is.
Tot slot, meer uitingen van financiële solidariteit leiden tot een eerlijkere verdeling van kosten en schept besef meer samen verantwoordelijk te zijn voor een gezondere bevolking. Want keuzevrijheid en fiscale rechten-plichten van de een kunnen niet worden los gezien van die van een ander.
Huisarts en adviseur bekostiging/zorgstelsel