De zorg dichter bij de cliënt, wie wil dat niet? Systeemwijzigingen die dit streven mogelijk moeten maken hebben soms wel wat paradoxale effecten: van bovenaf worden processen uitgerold die ruimte moeten creëren aan de onderkant.
Hoe gaat dat concreet? Die vraag dringt zich op naar aanleiding van een bijeenkomst over transitie jeugdzorg die onlangs in de provincie Groningen plaatsvondJeugdzorg in transitie.
Jeugdzorg naar gemeenten
Zoals bekend zal de Jeugdzorg vanaf 2015 onder de gemeenten vallen. Het gaat om een forse operatie die vele cliënten, professionals en organisaties betreft. De structuur van AWBZ-verzekerde zorg en Wmo wordt volledig overhoop gehaald, en dat is ook de bedoeling. Omdat de zorg eenvoudiger en dichter bij de cliënten georganiseerd moet worden.
Een projectorganisatie met gemeentelijke bestuurders aan het roer moet zorgen voor voldoende draagvlak. In Groningen gaat het om 23 (!) gemeenten. Om die gemeenten op één lijn te krijgen met voldoende ruimte en respect voor de eigenstandige verantwoordelijkheid en autonomie van de gemeenten is al een opgave, en als het lukt, een verworvenheid. Ook is het begrijpelijk dat wordt gezocht naar enkele sturende kaders en wordt teruggevallen op enkele ervaren en professionele organisaties.
Systeem en leefwereld
Het gevolg is echter wel dat het systeem leidend wordt en de leefwereld wat naar de achtergrond verdwijnt. Dat blijkt met name als de vele kleine zelfstandige praktijken zich roeren. Hun kennis is geworteld in de lokale context en wordt op dit moment onvoldoende benut. In werkelijkheid zien we een omgekeerde beweging: de grote zorgaanbieders gaan loketten openen in de kleine gemeenten, terwijl de kleinere aanbieders hebben moeite om zichtbaar te zijn. In termen van doelmatigheid is dit natuurlijk nogal vreemd en hinderlijk voor het ontwikkelen van een divers en passend aanbod.
Sturen op context
Een projectorganisatie die het spanningsveld tussen systeem en leefwereld niet actief managet loopt nogal wat risico’s, namelijk het creëren van een geordende papieren werkelijkheid die te weinig verbonden is met reëel levende mensen. Hoezeer het op papier wel gaat óver de leefwereld, het blijft papier. Het is natuurlijk makkelijker gezegd dan gedaan. De volgende uitgangspunten zouden het nodige tegenwicht kunnen bieden:
- Uitgaande van de bedoeling achter het veranderingsproces zou een ontwikkeling van onderop gewenst zijn. Dan maar wat meer heterogeen en ongeorganiseerd, hoewel dat voor bestuurders wel wennen is. Profiteer juist van de inzichten van de kleine zorgaanbieders. Organiseer tekentafelsessies met deze zorgaanbieders om hun kennis en kunde goed te borgen in het proces.
- Vanzelfsprekend proberen grote aanbieders hun positie te consolideren, maar dat kan niet. De bedoeling van de transities vraagt om een creatieve creatieve reductie of destructie. Het kan van betekenis zijn om dit ook expliciet te maken, want wat zijn dan de opties en de strategieën?
- Het systeem is altijd gulzig, daarom zou het projectmanagement actief moeten tegensturen om de leefwereld ruimte te geven. Zorg voor voldoende directe zichtbaarheid en inbreng van de jongeren. Dat kunnen ook andere partijen organiseren.
Reflectie is nu nodig omdat anders de bedoeling van de transities, die voor velen herkenbaar is en wordt gesteund, alleen maar een papieren werkelijkheid blijft. Wat dit voor de jeugd betekent laat zich raden.
Margo Brouns
hoofd onderzoek Sociaal Planbureau Groningen