Iedereen is het erover eens dat we de juiste zorg op de juiste plek willen. ‘Juiste zorg op de juiste plek’ is het nieuwe buzz-woord binnen de zorg. Wat betekent het voor de patiënt en hoe krijgen we het voor elkaar?
Een voorbeeld: Jan Pietersen hij is 74 jaar en heeft een beroerte gehad. Jan wil na de beroerte weer zelfstandig met zijn vrouw thuis wonen en klusjes rondom het huis kunnen blijven doen. Juiste zorg op de juiste plek betekent voor hem dat hij tijdens zijn beroerte naar het juiste ziekenhuis wordt vervoerd voor behandeling. De overgang van behandeling naar revalidatie sluit naadloos aan door de inzet van een coördinerend zorgverlener die voor Jan de contacten legt met de gewenste professionals in de 1e lijn en in het sociaal domein. Jan maakt thuis gebruik van de digitale revalidatieomgeving waarmee zijn voortgang kan worden gemonitord en die e-health interventies biedt ter ondersteuning van zijn herstel. Alle informatie over Jan is vastgelegd in een persoonlijk digitaal dossier, waarin ook de voortgang ten opzichte van zijn doelen is vastgelegd. Tijdens de nazorg verschuift de regie van de professionals en coördinerend zorgverlener naar Jan en zijn vrouw.
Landelijke ondersteuning, lokale invulling
Het inrichten van de juiste zorg op de juiste plek vraagt om een transformatie van de huidige organisatie van zorg. Iedereen is het er over eens dat we die kant op willen; getuige het feit dat partijen zich in alle hoofdlijnenakkoorden zorg 2019-2022 committeren aan de gewenste transformatie voor juiste zorg op de juiste plek.
De vraag is: hoe komen we daar? Het belangrijkste uitgangspunt is dat lokale invulling van de organisatie van zorg en ondersteuning noodzakelijk is. Elke regio heeft zijn eigen populatie met kenmerkende problematiek en zijn eigen mix van zorgaanbieders en wijze waarop ze samenwerken. Dit maakt het onmogelijk om een blauwdruk te maken van de organisatie van juiste zorg op de juiste plek die voor alle regio’s succesvol is.
In iedere regio zullen aanbieders, zorgverzekeraars en gemeenten met elkaar aan de slag moeten om voor hun regio te bepalen wat de speerpunten zijn en hoe de samenwerking wordt vormgegeven. Zij moeten hierbij worden ondersteund door in ieder geval vier zaken landelijk te regelen:
1. Lokale gegevensuitwisseling over de patiënt tussen zorgaanbieders moet worden ondersteund door landelijke afspraken over datastandaardisatie die moet worden geïmplementeerd door aanbieders van EPD-systemen en persoonlijke gezondheidsomgevingen (PGO);
2. Opstellen van een landelijke technologie investeringsagenda om een impuls te geven aan de ontwikkeling van gewenste technologie om in te zetten in de zorg, bijvoorbeeld voor monitoring en thuisbehandeling;
3. Verkennen van de mogelijkheden om delen van budgetten te poolen voor bepaalde doelgroepen, bijvoorbeeld chronische zieken of ouderen, zoals dat nu ook al voor de geboortezorg deels is gebeurd. Dit stimuleert betere aansluiting van zorg geleverd door verschillende aanbieders;
4. Ontwikkeling van een landelijke datavoorziening over kansen in de regio die het gesprek in de regio ondersteunt. Landelijke koppeling van databronnen van bijvoorbeeld Vektis, GGD, RIVM, gemeenten en/of GHOR en standaard rapportage van deze data op regionaal niveau scheelt regio’s tijd om deze data bij elkaar te brengen en biedt een vergelijkbaar inzicht in de kenmerken van de regio.
Wat is een regio?
Het initiatief voor invulling ligt op dit moment dus bij de regio’s. Een basale vraag is echter: wat is ‘de regio’? Het is interessant om te zien hoe het buitenland omgaat met dit vraagstuk. In het Verenigd Koninkrijk worden sinds 2016 lokale partnerships tussen zorgorganisaties en gemeenten gevormd om juiste zorg op de juiste plek te organiseren. Hierbij is Engeland top-down opgedeeld in 44 regio’s waarvoor Sustainability and Transformation Plans door lokale organisaties zijn opgesteld onder leiding van de NHS.
In het Delivery System Reform Incentive Payment (DSRIP) Program voor transformatie van zorg voor burgers in New York State (VS) lag het initiatief voor het vormen van netwerken (subregio’s) meer bottom-up bij de aanbieders zelf. Voor Nederland kan een mix hiervan interessant zijn, waarbij centraal worden opgeroepen om regio’s te vormen, waarna gemeenten, zorgverzekeraars en aanbieders gezamenlijk regio’s aanmelden. De landelijke dekking door de regio’s wordt vervolgens centraal gemonitord.
Meer grip op de beweging
De landelijke datavoorziening kan worden gebruikt om een meerjarenagenda op te stellen en de voortgang van de beweging in de regio’s te monitoren. Voor doelgroepen waarvoor veel (kwaliteits)winst van juiste zorg op de juiste plek wordt verwacht, bijvoorbeeld kwetsbare ouderen en chronisch zieken, kunnen huidige kwaliteit en kosten van geleverde zorg en ondersteuning, proactief in kaart worden gebracht. Op basis hiervan kunnen doelstellingen voor de toekomst worden opgesteld en gemonitord. Dit zorgt voor meer grip op de beweging op landelijk niveau en aanknopingspunten voor het, waar nodig, nemen van meer centrale regie, bijvoorbeeld vanuit overheid of koepels van aanbieders of zorgverzekeraars en gemeenten.
Juiste zorg op de juiste plek vraagt dus om lokale actie, waarbij zorgverzekeraars en gemeenten logische partijen lijken om de eerste stap te zetten om partijen bij elkaar te brengen en regio’s te vormen. Voor de overheid en koepels ligt er de verantwoordelijkheid om de regie te nemen in het aanjagen van de eerste stappen en in te grijpen als de beweging niet voldoende op gang komt. Zodat Jan Pietersen als hij over vier jaar een beroerte zou krijgen ook écht de juiste zorg op de juiste plek krijgt.
Hanneke Wittgen