Een meerderheid van de Tweede Kamer is voor de decentralisatie van de begeleiding maar schrikt blijkbaar terug voor de gevolgen. Vlak voor het herfstreces heeft de Kamer een voorschot genomen op het debat over de wetswijziging van de Wmo. Die wetswijziging is nodig om de begeleiding over te hevelen van de AWBZ naar de Wmo.
Meting cliënttevredenheid Wmo
De Kamer vroeg bij motie om een onafhankelijke cliënttevredenheidsmeting in de Wmo. Daarnaast sprak de Kamer zich uit voor blijvend Inspectietoezicht op de zorg, begeleiding en ondersteuning in de Wmo. En als klap op de vuurpijl wil de Kamer de middelen voor zorg, begeleiding en ondersteuning binnen het Gemeentefonds oormerken.
MEE-middelen decentraliseren
Een andere decentralisatie, die van de MEE-middelen, wil de Kamer pas als alle voorgenomen decentralisaties zijn ingebed. Cliëntondersteuning wordt gezien als een noodzakelijke waarborgfunctie bij de decentralisaties. Verder lijkt het erop dat de Kamer, waaronder ook de VVD-fractie, niet zomaar akkoord gaat met het schrappen van de keuzemogelijkheid voor het pgb voor individuele voorzieningen in de Wmo.
Voorbereidingstijd gemeenten
De Kamer heeft blijkbaar grote zorgen over de effecten voor ouderen en mensen met een beperking of een ggz-problematiek. Gezien hun kwetsbaarheid en hun afhankelijkheid van voorzieningen, is dat niet zo verwonderlijk. De bestuursafspraken tussen het kabinet en de Vereniging van Nederlandse Gemeenten gaan echter uit van gemeentelijke beleidsvrijheid en vertrouwen in de voorgenomen decentralisaties. Tegelijkertijd onderkennen steeds meer gemeenten dat de verantwoordelijkheid die zij krijgen geen eenvoudige opgave is. Zij vragen niet voor niets voldoende voorbereidingstijd. Misschien is het goed om die tijd te nemen, zodat rijk, gemeenten en cliëntenorganisaties afspraken kunnen maken over een zorgvuldige implementatie van de decentralisatie van de begeleiding.
Jan de Vries, directeur MEE Nederland