Voor iedereen zou een plek moeten zijn waar zinvolle activiteiten mogelijk zijn. Hoe laat je mensen ‘met een vlekje’ toch meedoen?
“Nee, ze werken niet mee, want dat kunnen ze niet. Ik heb het een keer geprobeerd maar toen schoffelde er eentje alle plantjes om.” Karel, coördinator van de plantsoenendienst, schiet in de lach, hij ziet het weer voor zich. Hij schudt zijn hoofd nog eens en zegt als antwoord op mijn bedenkelijke blik: “Nee, bij mij komen ze er niet meer in! Ze weten het verschil niet tussen onkruid en planten en ik ga voor kwaliteit! Ik heb ook geen geld voor telkens nieuwe aanplant en het ziet er niet uit!”
Ik snap Karel wel. Het is ook lastig: mensen met een vlekje laten participeren. Maar ik wil er niet aan. Dit is toch een ggz-instelling waar we willen dat mensen geactiveerd worden en waar gewerkt wordt aan herstel? We willen toch individuele zorg van waarde bieden?
Verhalen
Ik zie Lambert voor me. Lambert is boerenzoon, heeft handen als kolenschoppen en zit altijd vol verhalen over het bedrijf van zijn vader waar hij nog geregeld op bezoek gaat. Hij vertelt me hoeveel liter melk de beste koe geeft. Niet één keer overigens, maar iedere keer als ik hem tegenkom, en doorgaans een keer of drie achter elkaar. Lambert heeft kippen gekregen in de tuin van zijn besloten afdeling en die verzorging doet hem goed. Hij straalt als hij vertelt over zijn kippen terwijl hij voor me uit loopt om ze te gaan voeren. Zo zou er voor iedereen toch een plekje moeten zijn, een plek waar zinvolle activiteiten gedaan kunnen worden, aansluitend bij de vermogens die er nog wel zijn.
Regelruimte
Ik nodig Karel uit voor een kop koffie en vraag hem naar zijn passie met plantsoenen en tuinen. En waarom hij al 35 jaar bij deze instelling werkt; wat bindt hem hier nou aan deze mensen op dit terrein? Oude tijden herleven. Hij vertelt over verantwoordelijkheid en regelruimte, over hoe hij nu alles moet vragen. Over hoe het alleen maar over geld gaat en zijn chagrijn daarover. Hij vertelt anekdotes over tal van cliënten.
Goud
We praten over de aard van de mensen en ik vertel hem mijn visie op zijn bijdrage daaraan. Ik vertel hem over het goud dat hij met zijn afdeling in handen heeft. We zoeken naar manieren waarop het wél kan, dat meewerken. Misschien met vrijwilligers erbij? Of met een zorgwerker? “Maar dan wel eentje met affiniteit met tuinieren. Als ze alleen maar staan te roken terwijl ze over hun hark hangen, heb ik er niks aan!” Ik kijk Karel aan, hij glimlacht en ik zie het borrelen in zijn hoofd. Ik denk: hier liggen kansen voor werk van waarde!
Judy Alkema
Organisatieadviseur en interim-manager in het facilitaire domein in de zorg