Bijna iedereen die al een tijdje meeloopt in de zorg zucht als hij kennis neemt van het bouwdossier. Het is geen sinecure om de ingewikkelde ontwikkelingen op het terrein van wonen en zorg goed te volgen. Maar gelet op de impact op organisaties is het een absolute noodzaak.
Zeker nu de exploitatiegevolgen van nieuwe en gewijzigde capaciteit onder de contracteerruimte zijn gebracht. Dat brengt een onvoorziene dynamiek met zich mee. Alle bouwplannen moeten sinds kort passen in de (regionale) contracteerruimte. Ook al was bij de start van het bouwplan, vaak al jaren geleden, deze spelregel nog niet voorzien.
Niet te benijden
De zorgkantoren zijn in een niet te benijden positie gebracht. Aan zorgkantoren wordt gevraagd om een zorginhoudelijk, juridisch en financieel oordeel over nut en noodzaak van bouwtrajecten te geven. Deze taak en verantwoordelijkheid mag het zorgkantoor er nu bij doen. Inclusief alle juridische procedures die zeer waarschijnlijk gaan volgen. Een taak die zelfs het College Bouw (afgeschaft) -en later uitvoeringsorganisatie CIBG– nimmer hebben gekend. Het zorgkantoor moet de capaciteitsmutaties ook toetsen aan de regionale contracteerruimte, waar die voorheen werden afgestempeld door de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa).
Onaangenaam verrast
De afgelopen weken zijn vele zorgaanbieders, waaronder ook mijn organisatie, onaangenaam verrast door besluiten over nieuw- en verbouwplannen die qua financiering niet in de regionale contracteerruimte passen. Ook als het gaat om zogenaamde voorgeschreven omzettingen (dus geen uitbreiding van capaciteit!) van meerbedskamers. Deze besluiten over bouwtrajecten hebben verstrekkende gevolgen voor de zorgaanbieders en voor de kwaliteit van zorg voor onze cliënten. Het risico van deze niet-contractering ligt van het ene op het andere moment volledig bij de zorgaanbieder. Bovendien is onzeker of het overgangsregime kapitaallasten van toepassing is. De contracteerplicht is pas per 1 januari jongstleden afgeschaft. Dit terwijl besluiten over bouwtrajecten doorgaans een jarenlange voorbereiding kennen.
Geen harde toezeggingen
De brief van het ministerie van VWS aan Actiz over dit onderwerp vind ik weinig gelukkig. Het departement heeft er begrip voor dat zorgkantoren voorzichtig zijn in het doen van toezeggingen voor de ‘verre toekomst’. Ook wordt in een bijzin gemeld dat “het bekend is dat er initiatieven door zorgaanbieders in gang zijn gezet waarbij geen sprake is van harde toezeggingen door zorgkantoren.”
Expliciete opdracht
Volgens mij is er sprake van een expliciete opdracht aan de sector en de individuele zorgaanbieder om de kwaliteit van de zware zorg te verbeteren door meerbedskamers af te bouwen. En dat in een tijd waarin er nog steeds wachtlijsten zijn voor de zwaardere zorgvraag van onze ouderen en ook nog alle zeilen moeten worden bijgezet om medewerkers voor de zorg te behouden. Juist om te voorzien in deze zware zorgvraag is dat een steeds moeilijker opgave. Goede kwaliteit, die begint met een goede woonvoorziening om te wonen, is een must voor cliënten met een zware zorgvraag en ook voor de medewerkers.
Deur op slot
Van een zorgaanbieder mag redelijkerwijs worden verwacht dat hij zich terdege rekenschap geeft van beleidswijzigingen. Maar ik vind ook de vraag gerechtvaardigd of de bestuurder toen hij drie jaar geleden een besluit tot ver- of nieuwbouw nam, de nieuwe spelregels al exact in beeld kon hebben. Capaciteitsmutaties zijn nimmer een onderwerp van intensief gesprek geweest. Na toelating volgde de medewerking bijna automatisch. Van VWS en de NZa – maar ook van de politiek – mag worden verwacht dat ze met de sector meedenken bij het maken van de majeure stap naar scheiden van wonen en zorg en naar integrale tarieven. Maar het verlagen van de groeiruimte in het Lente-akkoord, de pot waar ook de capaciteitsmutaties uit worden bekostigd, en de wijze waarop dat nu wordt vertaald naar de zorgpraktijk (de deur is op slot gegaan) stemmen niet hoopvol. Laten we ervoor zorgen dat de huidige en toekomstige cliënten met een zware zorgvraag niet de dupe worden!